655
klachten en de daardoor veroorzaakte ontevreden stemming waren
de baanbrekers voor betere toestanden. Zij zijn van onze voorgan
gers uitgegaan. Men denke eens aan den ontevreden geest der offi
cieren in de jaren 1826, 1841 en 1868, om ons slechts bij die jaren
te bepalen.
Wij hebben ook aan onze voorgangers de bestaande regeling op
de bevordering, hot ontslag en het op non-activiteit stellen der offi
cieren te danken. Die regeling, waarbij de positie van den officier
tegenover de Regeering' beter dan voorheen gewaarborgd werd, bestaat
reeds een en twintig jaren. Aan haar hebben we o. a. de instelling-
der Raden van onderzoek te danken. Wij beweren niet, dat die
instelling in ons leger goed werkt, maar haar beginsel is zeker goed.
Toch heeft het lang geduurd vóór dat men, het denkbeeld loslatende,
dat die instelling anti-militair ivas en de rechten van het hoogste gezag
aantasttehet goede van dat beginsel erkend heeft. Was men echter
met die regeling tevreden? Neen. Men achtte haar nog te onzeker.
Ze is niet bij de loet geregeld. Ook het recht op pensioen van den
Indischen officier is niet bij de wet gewaarborgd. De klachten, die
daarover uit den boezem van het Indisch officierscorps zijn gehoord,
werden zelfs in Nederland bekend. Velen onzer weten, dat in 1868
in Indië op verschillende plaatsen door officieren vergaderingen wer
den belegd om voor hunne rechten op te komen, requesten aan de
Volksvertegenwoordiging werden ingediend om regeling bij de wet
van hunne positie te verzoeken, ten einde niet bij hunne collega's bij
het leger in Nederland en de Marine te worden achteruitgesteld.
Een jaar later zonden ook eenige controleurs bij het binnenlandsch
bestuur in Indië dergelijke requesten in, met het zelfde doel. Het
Opperbestuur en de Regeering namen echter hunne handeling hoog
op en straften hen met achteruitstelling voor zekeren termijn op hun
ne ancienneteitslijst, maar handelden tegenover de officieren-ivonAems
grootmoedig of zwak, al naarmate men zich bij de beoordeeling dei-
houding van het hoogste gezag tegenover die officieren op een staats
burgerlijk of militair standpunt plaatst. Wij keuren de houding der
Indische regeering, na de door het militair gezag tegenover die offi
cieren genomen maatregelen, niet af. Zij handelde o. i. verstandig
om dat gezag niet te knakken. Was dan de handeling dier officieren