656
auti-krijgstuchtelijk? Neen, maar ze was om hare strekking o. i.
anti-militair. We verheugden ons voor hen, dat geen dezer officieren of
zij, die het militair gezag krachtiger hadden moeten handhaven, de
nadeelige gevolgen dier anti-militaire handeling hebben ondervonden,
en enkelen hunner, door hun rang, betrekking en talenten als toon
gevers beschouwd, een paar jaren later zelfs hunne borst zagen
prijken met het Virtus nobilitat en sedert in het leger hooge rangen
of belangrijke betrekkingen deelachtig werden. Voor hen was zelfs
indien ze dat allen gewild hadden de hoogste betrekking in het leger
weggelegd. Men moge hunne anti-militaire handeling afkeuren,
hunne daad blijft eene daad, die, zoo als het altijd in de wereld
gaat, de bedrijvers er van tot mannen van moed, overtuiging, zelf
vertrouwen en karakter stempelt, wanneer de nadeelige gevolgen
daarvan achterwege blijven. Succès was wel is waar niet hun deel^
want de positie en het recht op pensioen van den Indischen officier
zijn nog altijd (en misschien, althans wat het pensioen betreft! ge
lukkig-I niet bij de wet geregeldmaar de toenmalige Legercomman
dant trad af na dien storm in een glas water [waarlijk, die meetings
zeiven hadden zéér weinig te beduiden, sommigen wisten niet eens
wat zij wilden en, zoo als het met de opiumsmokkelarij gaat, de
hoofdaanleggers waren niet bekend] en onder latere legerbevelheb
bers al waren deze niet altijd hunne geestverwanten kwamen
zij in eer en aanzien. Het leger wist dus niet beter dan dat zij,
mannen van gezag en invloed geworden zijnde, pogingen zouden
aanwenden om het Indisch officierscorps te releveeren en tevens waar
voor zij gestreden hadden de positie hunner kameraden bij de wet
te regelen, om willekeur te beletten, in Indië geen ongewoon ver
schijnsel. Wij weten tot dusverre niet of die pogingen in ernst
aangewend zijn en kunnen dus daarover in geene vruchtbare beschou
wingen treden. Wij weten alleen, dat op dit oogenblik nog geldende
is de regeling van 1859 betreffende de bevordering, het ontslag en
het op non-activiteit stellen der officieren van het Indische leger, gearres
teerd bij koninklijk besluit van 24 November 1859, N° 69 en
dat sedert een drietal jaren met of zonder medeweten van
Regeering of Opperbestuur daarvan is afgeweken, zonder dat
bedoeld koninklijk besluit te gelijker tijd daardoor op legale wij-