657 ze, d. i. bij koninklijk besluitis gewijzigdten aanzien van. 1 de bevordering van tweede luitenants der Aatilleiie en G en ie tot eersten luitenant, met bepaling, dat zij eerst na twee jaren in den tweeden luitenantsrang te hebben doorgebracht, voor die bevordering in aanmerking mogen worden gebracht; 2. de bevordering van eerste luitenants der Genie tot kapitein, met bepaling, dat zij eerst na een achtjarigen diensttijd als officier voor die bevordering in aanmerking mogen worden gebracht; en 3. de eischen, waaraan sommige kapiteins der Infanterie moeten voldoen, afgeseheiden van eene daarmede overeenkomende gunstige conduitebeoordeeling, alvorens tot den majoorsrang te kunnen worden bevorderd. Het zijn deze drie niet legale, althans niet openlijk bij koninklijk besluit erkende, afwijkingen van de regeling omtrent de positie van den Indischen officier, die o. a. gedurende de drie laatste jaren eene ontevreden stemming bij liet Indische leger hebben opgewekt en steeds gaande gehoudeneene stemming, die ten nadeele is van den goeden geest, de kameraadschap en de tucht in het leger. Tot eer van het Indisch officierscorps, dat sedert acht jaren zulk eene moeilijke taak heeft te vervullen, moet worden gezegd, dat het tot dusverre geene meetings heeft belegd om voor de opvolging der bepalingen op te ko men, die zijne positie beheerschen. In 1868 vroeg men uitbreiding van rechten, die niet geschonden waren; thans zwijgt men over ver korting van rechten, die toegestaan zijn. Waarlijk, sommigen van het ou de leger hebben het recht niet, laag neer te zien op het nieuwe leger. Dit gevoelt tliaus veel beter dan eenigen zijner voorgangers in 1868 de betee- kenis van de hier boven geciteerde woorden van Alfred Be T igny „L'abnégation du guerrier est une croix plus lourde que celle du martyr." Wij hopen daarom, met al het militair gevoel, dat we in het nieuwe leger aanwezig veronderstellen, dat het zal blijven toonen, een ande ren weg te willen bewandelen, dan die in 1868 ingeslagen werd. Dat te willen, kan slechts leiden tot verbetering van den tegenwoor- digen toestand. De overtuiging, dat zoodanige wil bestaat, gaf ons de opgewektheid en den moed, deze beschouwingen in hot belang van onze Indische wapenbroeders door middel van de pers bekend te maken. Wij hitsen niet op, wij breken niet af, wij zaaien geen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 664