hlaximim opvoert. Moge men daartegen aanvoeren, dat krachten buiten het leger in het spel zijn geweest als oorzaak van onze mili taire zwakheid, dan zullen we dit niet tegenspreken, ofschoon de oorzaak ook gedeeltelijk aan ons zeiven ligt, zoo als de Kapitein der Infanterie van het Nederlandsche leger J. T. T. C. Van Dam van Isselt dit o. i. meesterlijk heeft aangetoond in zijne voor de „Veree- niging tot beoefening der krijgswetenschap" te 's Gravenhage dit jaar gehouden voordracht over de opleiding tot officier overeenkomstig de behoeften van den staat en de maatschappij. Wanneer krachten buiten het leger de in het leger aanwezige krachten steeds kunnen afstooten, dan bewijst dit zeker, dat de invloed van het officierscorps te zwak is in het raderwerk en de beslissingen der Regeering. Die geringe invloed is in hoofdzaak het gevolg van onze eenzijdige en verouderde begrippen omtrent militaire opleiding, zoowel omtrent kennis als en voornamelijk individualiteit. Te weinig individu aliteit leidt tot gemis aan zelfstandigheid, initiatief en zelfvertrouwen. Het begrip van militaire tucht sluit het bezit dezer, ook voor den militair, noodige eigenschappen niet uit, te meer niet, wanneer hij strijden moet tegen krachten, buiten het leger. Het was meer dan tijd geworden, onze officieren, voornamelijk onze officieren der Infanterie, die in Indië gewoonlijk en te recht de gewichtigste betrekkingen in het leger moeten vervullen, hierop opmerkzaam te maken. De militaire litteratuur toont het aan. Alles wat derhalve gedaan kan worden om het gehalte der hoofd officieren van dit wapen te verbeteren, moest worden toegejuicht. Slechts was het de vraag, welken weg men daarvoor insloeg en of die weg de ware, maar in de eerste plaats de wettige en wettelijke was. Bij het beantwoorden dier vraag moeten wij het standpunt aangeven, waarop wij ons bevinden. Wat over deze materie bij het Departe ment van Oorlog en tusschen het Legerbestuur en de Regeering verhandeld is, is ons volkomen onbekend. Onze gegevens zijn de daarover in de Indische pers geleverde beschouwingen en beschei den, welke boven twijfel echt zijn en bezwaren betreffen van hen die over deze aangelegenheid hunne beschouwingen aan de over hen gestelde mach ten kenbaar hebben gemaakt. Die bescheiden zijn dus officieel, m. a, w. wat 42

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 666