663
kapiteinsrang bekleedende. Finantieel zoude de maatregel eene be
sparing geven; de jongere officieren zouden meer bij den troep blijven,
hetgeen hunne tactische of technische en vooral hunne militaire ontwikke
ling ten goede komt. Onze bureauofficieren zijn hier in den regel, even
als in Nederlandniet populair in het leger. Diegenen hunner, wel
ke de weelde, aan hunne betrekking verbonden, niet kunnen dragen,
hebben dit gedeeltelijk aan hen zeiven te wijten. Zijn er bureauof
ficieren, die van hunne schoone positie misbruik maken en het in
hen gestelde vertrouwen beschamen hetgeen wij nog niet onder
vonden hebben dan zou zoo iets nog meer pleiten voor de verwis
seling op de bureaux van eenige officieren door militaire ambtenaren
want deze, die nooit officier zijn geweest, hebben geheel andere be
langen; zij zouden dan onpartijdiger zijn en niet aan de'naar onze
meening nog altijd onverdiende beschuldigingen blootstaan, welke
thans maar al te vaak uit den boezem van het leger op de officieren
der bureaux geworpen wordenmen moet op een intiemen voet met
vele troepenofficieren hebben omgegaan om dat te weten, want kiesch-
heidshalve zeide de pers er tot dusverre niet veel van, en dat is
ook beter: „il faut laver son linge sale en familie," luidde het afge
zaagde gezegde van Napoléon I. De militair ambtenaar, bureaulist,
zoude althans geene klaagliederen aanheffen, wanneer „de promotie'
traag ging; wat kan het hem schelen of er gedurende één jaar „nog
geen 25 kapiteins aangesteld zijn" en „die Majoor of Overste er lang
genoeg in geweest is" Yan den boven hem gestelden officier, bu
reauchef, mag zoo veel bezadigdheid en menschenkennis worden
verwacht, dat hij althans van eene „promotiejacht" te huis blijft,
zoo die wel eens gehouden werd, hetgeen wij niet aan mogen nemen.
Acht men den militair ambtenaar, volgens zijne tegenwoordige positie,
voor zoodanige bureaubetrekking niet voldoende geschikt of ontwik
keld, men breke met de tegenwoordige wijze van benoeming dier
ambtenaren. Geene ancienneteitslijst meer, maar een examen moet
voortaan uitmaken of iemand van het sclirijverspersoneel hij de ver
schillende militaire bureaux voor de betrekking van militair ambtenaar
der 3e klasse in aanmerking kan komen. Hoogere bevordering kan
dan volgens het stelsel van ancienneteit geschieden. Wanneer men
zelfs van den soldaat-schrijver of den burgerlijk schrijver der 5C klasse