nen door de eischen der garnizoensdienst zeer zwaar, op de posten
daarentegen weinig beteekenend. Op de vraag wat een infanterieof-
ficier eigenlijk in een groot garnizoen uitvoert, kunnen twee met el
kander tegenstrijdige antwoorden passen, die toch volkomen waar
zijn. Hij doet zeer veel en hij doet weinig, al naarmate men de
quantiteit of de qualiteit van den arbeid beschouwt. Voor dag en
voor dauw reeds op de been, komt hij moede te huis als een ander
mensch zijn werk begint. Doch daarmede is zijn werk niet gedaan;
na eene korte pauze gaat hij weer loopen en hij loopt, de kazerne
in, de kazerne uit, het plaatsbureau op, het plaatsbureau af, in com
missie, als arbiter, in den krijgsraad, op den „cursus", in de maga
zijnen, door de cantine en het hospitaal, langs de wachten, -de
schets is onvolledig; maar wij vragen of die, vooral in een tropisch
land zoo afmattende dienst den troepenofficier bij de Infanterie den
noodigen lust kan geven tot studie. De bureauofficier kan zijne avon
den nog aan wetenschappelijken arbeid wijden, omdat hij gewoonlijk
den volgenden morgen als een gewoon mensch ontwaakt, maar een
vermoeide troepenofficier is blijde, wanneer hij zich reeds om tien
ure ter ruste kan begeven om den volgenden morgen met nieuwe
krachten bij tijds het zelfde leven te kunnen beginnen. Zóó is het
reeds sedert jaren en zoo zal het nog wel jaren blijven! Het is de
garnizoensdienst, die zoowel aan officieren en minderen bij den troep
belet, feitelijk belet, zich meer aan hunne eigenlijke troependienst te
wijden. Het geringe aantal wacht vrije nachten van kader en man
schappen wijst op meer dan een euvelofficieren zien hunne minde
ren weinig onder de wapensde tucht verslapt er doorhet is ten
nadeele van de gezondheid van den troep; de practische oefeningen
lijden er door; wat kan nog meer gezegd worden Het is niet alleen
de garnizoensdienst, die aan de Infanterie een knak geeft, zoodra de
militaire hospitalen, gedeeltelijk ook door die zware dienst, met zieken
en malengers worden overbevolkt, en het hospitaalpersoneel niet vol
doende is, moet de Infanterie hare beste sujetten tijdelijk voor de
hospitaaldienst afstaanOver de veelvuldige transporten en de dooi
den plaatselijken commandant gecommandeerde corveëen (tot in de
militaire cantines, alsof deze inrichtingen over geene fondsen beschik
ken om dat werk op te dragen aan koelies!) de eerewachten, enz,