668 kwaad van onze postenofficieren, moedige soldaten, brave dienaren, die het niet aan hen zeiven te wijten hadden, dat ze niet met de Bataviasche en Soerabajasche aristocratie konden dansen en comedie spelen of aan het Buitenzorgsche Hof Fransch spreken. Maar toch achten wij ook nu nog het postenleven voor de Infanterie een groot kwaad. Oor deelkundige en veelvuldige overplaatsingen, zoowel van officieren en minderen, moeten dat kwaad eenigszins tegengaanmaar vele garnizoens veranderingen ruineeren den officier, vooral den gehuwden, en kosten den staat vele offersdoch de huwelijken nemen gelukkig niet af. Uit een algemeen militair oogpunt beschouwd, moet men het aantal posten steeds zooveel mogelijk inkrimpen. Aanhoudend behoort daarop te worden gelet. Zendt het leger er zijne beste manschappon heên, dan wordt de hoofdmacht van het leger het meest valiede gedeelte, dat steeds mobiel behoort te zijn verzwakt. Dit gebeurt dan ook niet. Volkomen voor de velddienst geschikte soldaten en onderofficieren zendt men er niet heên. Maar wat worden dan eigenlijk die posten, nu men er de minder bruikbare elementen, die men uit spaarzaamheid, met het oog op de kosten der werving, niet afkeurt, heên zendt? Plaatsen, waar de goede ouderofficieren en soldaten in krijgswaarde achteruit gaan. Door gebrek aan oefeningen is dit met de officieren ook het geval. Vrijen tijd hebben zij er in overvloed, maar wordt die studeerende doorge bracht? Wie het, door gebrek aan afwisseling en maatschappelijken omgang, aan „perkaras" rijke postenleven kent, weet hierop het ant woord te geven. Wij behoeven niet duidelijker te zijn. De officier der Infanterie gaat ook op een post langzamerhand in tactische waar de achteruit, terwijl hij er eene administratieve specialiteit wordt, voor zijne eigenlijke troependienst van weinig waarde. Zoo is het met de Infanterie gesteld in groote garnizoenen en op posten. Zoo is het reeds sedert jaren geweest. Vóór 1871 telden vele groote garnizoenen meer Infanterie dan tegenwoordigde garni zoensdienst was er dus minder drukkendaan oefeningen kon toen afgescheiden van het bestaande, reeds elders herhaaldelijk afgekeurde stelsel van oefeningen meer tijd worden besteedde officieren hadden meer vrijen tijd, afgescheiden van het weinige nut, dat daaruit door de chefs getrokken werd. Er werd toen zeker niet meer gestudeerd dan tegenwoordig. Na 1871 besloot men de troepen zoo veel moge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 675