feitelijk voor niets verantwoordelijk en overigens conducteurs de troupë
zijn.
Men beginne met te onderzoeken of er geene mogelijkheid bestaat,
den kapitein, die tegenwoordig dikwijls zelf sergeant-majoor is, geheel
te ontheffen van de administratieve beslommeringen zijner compagnie.
Waarlijk, het onderwerp is gewichtig genoeg, door eene gemengde
commissie van troepen-officieren en officieren der Militaire Adminis
tratie, die de kundigste sergeanten-majoor en adjudanten-onderofficier
bij den troep mede zullen moeten hooren, bestudeerd te worden.
Zeker is het tegenwoordige reglement op de compagniesadministratie
eenvoudiger dan het vroegere, maar wat baat dat Een herdruk kwam
tot stand, zonder dat troepenofficieren gehoord werden, welke ver
eenvoudigingen wenschelijk waren. De kapitein of ritmeester, com
pagnies-, eskadrons-en batterijcommandant is nog altijd een administra
teur, en dat moet hij niet zijn. Zou men hem niet zóó los van die
administratieve verantwoordelijkheid kunnen maken als de bataljons
commandant? Waarom niet? Men heeft herhaaldelijk beweerd, dat
er per compagnie twee „moeders" moesten zijneen voor de discipline
en een voor de administratie. Is die bewering onjuist Wij gelooven
het niet. Zou men per compagnie niet kunnen aanstellen een sergeant
majoor kwartiermeester voor de administratie en den compagnies
commandant in de zelfde verhouding tot hem brengen als den bataljons
commandant tot den luitenant-kwartiermeester van het bataljon? Wil
men geen sergeant-majoor kwartiermeester, men neme dan een adjudant
onderofficier kwartiermeester. Nu zal men wel zeggen: dit kost veel
geldgoed, maar, men wete het, de oefening, de tactische waarde
der Infanterie is er mede gemoeid! Men heeft te velde aan goed
geadministreerde compagniën, die tactisch onvoldoende geoefend zijn,
al bedroefd weinig. Men heeft een leger om er profijt van te hebben
tegenover den vijandniet om het in de eerste plaats te onderwerpen
aan de gevolgen eener omslachtige Indische comptabiliteit en daarnaar
in hoofdzaak de geschiktheid onzer officieren te beoordeelen. Waar
moet het heên, indien de administratie den boventoon behoort te
voeren? Wij spraken reeds hierboven van eene commissie, belast
met het ontwerpen van een stelsel van verdediging tegen een buiten-
landschen vijand, 't Is om er van te rillen! Zóó gewichtig is die