676
Hadden wij ook ongelijk, toen we beweerden, dat bet stelsel het
recht op bevordering dier officieren, volgens de bestaande regeling-
op de bevordering, enz. verkortte? Een ongenoemde schrijver heeft
in den jaargang 1881 van dit tijdschrift, onder den titel van „De
eischen voor den majoorsrang bij het wapen der Infanterie," dat
stelsel besproken. Duidelijk blijkt het, dat hij den maatregel van het
Legerbestuur in bescherming neemt. Dat moge hem tot eer strekken,
omdat het den buiten de partijen staanden persoon, als wij zijn, goed
doet, als men in een tijdschrift, aan de belangen van het leger ge
wijd, niet alleen een Legerbestuur ziet aanvallen, maar ook verde
digen; dat moest méér gebeuren, omdat het niet billijk is, dat bestuur
liefst in alles als den bete noir te beschouwenofficieren, die de
laatste jaargangen van dit tijdschrift goed hebben gelezen, zullen dan
ook moeten erkennen, dat er buiten het legercommaudo invloeden
werken, van belang op het wel en wee van 's Konings beproefde
krijgsmacht in deze gewesten, die niet licht geteld mogen worden. Of
die invloeden echter ook op de hier behandelde materie gewerkt heb
ben, deelt ons do schrijver van boven bedoeld opstel niet mede. Dat
het stelsel eene afivijking is van de gewone wijze van bevorderen, wordt
echter ook door hem erkend. Tot dusverre gold voor alle officieren
als regel het door de chefs over hen uitgebracht oordeel in de con-
duitebeoor deeling enin verband met de bepalingen, die in de A. O.
27° 13 van 1860 staan. Ten aanzien van sommige kapiteins der In
fanterie is een en ander in zoo verre slechts gedeeltelijk opgevolgd;
men heeft hen aan eene nadere beoordeoling van andere chefs om
trent hunne geschiktheid voor den majoorsrang onderworpen. Waarom
Waren die kapiteins door hunne vorige chefs voor dien rang ongeschikt
verklaard, vóór dat zij bij het 10e en 9e bataljon Infanterie de corpsen,
waar zij hunne laatste beproeving moesten ondergaan werden over
geplaatst? Had die laatste beproeving alzoo moeten dienen als een
in het voordeel dier kapiteins genomen maatregel om, hoe die o. i.
ook het. prestige dier vorige chefs niet kon schragen, hen zoodoende
nog in de gelegenheid te stellen, den majoorsrang te verwerven, velen
zouden, aan hun eigen belang in stede van aan dat prestige denkende,
met boven bedoelde afwijking vrede gehad, neen, wat meer is, veel
bijgedragen hebben tot verhooging der populariteit van hen, die aan