678
officieele bewoordingen ook waren der overplaatsingen van die kapiteins
bij het 10een9e bataljon Infanterie, ieder, tot den jongs ten officier van het
bataljon, wist, waarvoor die overplaatsingen geschiedden. De kapiteins,
die daarvoor in aanmerking waren gebracht, gevoelden dat maar al
te goed. Zij wisten, dat aller oogen steeds op hen gevestigd waren,
dat zij dagelijks het onderwerp der gesprekken in sociëteit, wellicht
ook in de onderofficierscantine, uitmaakten. Onder zoodanig besef,
met eene voor het meerendeel hunner 20 jarige officiersloopbaan
en een eervol militair verleden, de laatste maanden in den kapiteins
rang opgewekt te dienen, is onmogelijk. Men moet zelf leed onder
vonden en gevoeld hebben, wat die kapiteins, in zoodanigen toestand
verkeerende, geleden hebben, om te kunnen zeggen, dat zoodanig
gevoe] vooral in het Indisch klimaat, dat aan het sterkste zenuw
gestel knaagt het moreel schokt. Wat sommigen gedaan hebben
of anderen meenden te moeten doen, in die omstandigheden verkeerende.
zullen wij niet bespreken. Ieder moet voor zich zeiven en zijn gezin
weten, wat hij doen moet of gedaan heeft. Maar wij vragen nog
eens of Alfred De Vignij overdreef, toen hij zeide, dat „l'abnégation
du guerrier est une croix plus lourde que celle du martyr Heeft
één dier kapiteins gedurende zijn moeilijken proeftijd bij het 10e of 9e ba
taljon Infanterie getoond, den plicht der abnegatie niet te bezitten? Wat
mogen kapiteins van 1868 aan hunnejongere kameraden van 187918S1
verwijten? Waar was de abnegatie van het oude leger van 1868?
Slechts kortzichtigen of partij digen en deze vindt men in een
leger even goed als daar buiten hebben het tegenwoordig Leger
bestuur, in de toepassing van den hier besproken maatregel,
van meten met ongelijke maten kunnen beschuldigen, omdat het dit
stelsel van beproeving alleen voorschreef voor het wapen fev Infan
terie. De maatregel werd immers door een vorig Legerbestuur gepro
voceerd? Zou men dat bestuur soms willen beschuldigen van voorin
genomenheid met andere wapens dan de Infanterie Wharlijk, dat
is te sterk! En den man, die thans aan het hoofd van het leger staat
Hij heeft, zegt men, geene voorliefde voor eenig wapen. Ons is
herhaaldelijk medegedeeld, dat hij nog nimmer, zelfs door den
invloed van eer- en wraakzuchtige adviseurs, bezweken is voor
de aan zijne hooge betrekking verbonden macht om een officier