679
in diens tegenwoordige positie of toekomst onverdiend te bena-
deelen. Iets anders is het, of niet van dit Legerbestuur het
voorstel had behooren uit te gaan, van eene verdere toepassing van
den besproken maatregel onvoorwaardelijk af te zien en door andere
middelen het gehalte der hoofdofficieren van de Infanterie voor de
toekomst te verbeterenmaar wij weten niet of dat voorstel tot dus
verre al dan niet achterwege is gebleven. In elk geval had men,
krachtens zijne antecedenten, onder dit Legerbestuur verwacht,
dat de bedoelde maatregel niet meer zoude worden toegepast; maar
in die verwachting werd men sedert twee en een half jaar teleurgesteld;
doch vragen wij weder kunnen ook soms invloeden buiten het
Legerbestuur gewerkt hebben, om dit niet anders te doen handelen
De toepassing van dien maatregel wijst, behalve op de reeds door
ons genoemde fouten, nog op eene groote leemte in de Indische leger-
organisatie. Die leemte is reeds herhaaldelijk ook in dit tijdschrift
onder de aandacht der machthebbenden gebracht, doch, zoo t
schijnt, tot dusverre te vergeefs.
Een goed stelsel van bevordering staat bijna gelijk met den steen
der wijzen. Een stelsel, dat aan alle eischen voldoet, is bijna, althans
in lang nog, niet te vinden. Het is niet alleen in het Indische
leger, dat men over het stelsel klaagt; men doet het ook in het
Nederlandschegetuige al de voorstellen van De Boo van Alderwerelt
men deed het in het Oostenrijkschelees o. a. de jaargangen 187o
en 1874 van „Die Vedette"; men doet het in het Fransche, blijkens
de doorwrochte artikelen in den jaargang 1880 of 1881 der „Nouvelle
Revue" van de hand van den Generaal Le Faure over „La loi sur
l'avancement". Haar het verkrijgen van een beter gehalte van hoofd
officieren is gelukkig slechts in de tweede plaats van een goed stelsel
van bevordering afhankelijk. Wat men in de eerste plaats moet doen,
om daartoe te geraken, heeft men tot dusverre voor het Indische
leger niet gedaan. De in dit opstel door ons gewraakte maatregel,
dat stelsel van beproeving van sommige kapiteins der Infanterie, wijst
op die door ons in de vorige alinea bedoelde leemte. In het wapen
der Infanterie van dit leger is geen verband. Dit doelt met op de
vijf of zes verschillende elementen, naarmate van de ontvangen oplei
ding, waaruit het officierscorps van dit wapen is samengesteld; want