712
De heer Mr. F. A. J. Van Lanschot, raadsheer te 'sHertoc/enbosch,
meent dat vóór alles art. 162 der Grondwet stipt moet worden nageleefd,
en ziet niet in, waarom de militaire uitspraken langer aan den Hoogen
Raad zouden moeten ontsnappen. Elke afwijking van het commune recht
wordt alleen dan door de noodzakelijkheid gerechtvaardigd. Zeker is
voor de instandhouding van het leger sterke discipline noodig; maar juist
die instandhouding eischt de grootst mogelijke rechtvaardigheid, en deze
brengt mede dat niet lichtvaardig van het gemeene recht worde afgewe
ken. Hetgeen in het keurig uitgewerkt advies van den Heer Den Beer
Poortur/ael, dat de gewone rechter ook over commune misdrijven behoort te
oordeelen, is aangevoerd, werd in deze discussie nog niet ontzenuwd. Maar
waarom zou 't stelsel van Prof. Van der Hoeven niet kunnen worden
omgekeerd; de militaire jury oordeelen over 't feiten de gewone
strafrechter over het rechtspunt? Als Mr. Pols zegt, dat onze militaire
rechtspleging rust op een zuiver en klaar beginsel, dan kan spr. dit niet
toegeven en dan wil hij daartegenover stellen, dat de militaire recht
spraak slecht is. Er bestaat geene openbaarheid. De militair bezit in
't proces geene enkele vrijheid, is bij het getuigenverhoor niet tegenwoor
dig. "Waartoe die langdurige en bijkans altijd toegepaste voorloopige
aanhouding? Waartoe die verschrikkelijk zware straffen, die voor kleine
vergrijpen worden uitgesproken, in tegenstelling met de soms al te lichte
straffen, die uitgesproken worden, waar 't misdrijven tegen burgers geldt
Mr. Pols heeft in zijn advies den bestaanden toestand al te zeer geïdealiseerd.
De heer Mr. J. G. Patijnofficier van justitie te 'sGravenhage, brengt
lof aan de beide adviezen, overjdit onderwerp door uitstekende deskundigen
uitgebracht. Ofschoon heide adviseurs in bijkans alle zaken van elkander
afwijken, heeft het spr. getroffen, dat beiden 't er over eens zijn, dat de
militaire zaken door een militairen strafrechter moeten worden behandeld.
Dit is weersproken door Mr. Van Hamel. Spr. is echter van gevoelen,
dat militaire delicten wel degelijk voor den militairen rechter moeten
worden gebracht, niet „uit den aard der zaak", zooals een der prae-
adviseurs zeide, „maar omdat het behoort tot het imperium militare
want spr. kan zich geene krijgstucht voorstellen zonder imperium militare
Zijn de groote triumfen van het Duitsche leger dikwijls aan den school
meester en aan Generaal Von Moltke toegeschreven, spr. meent, dat zij in
de eerste plaats te danken waren aan de krijgstucht, die bij het Duitsche
leger hcerschte.
Men zegt: men is burger vóór men militair is. Spr. antwoordt: een
soldaat is niet alleen burger, maar ook militair en als militair aan bij-