715 aandrift om den Generaal tegen zijne aanvallers te verdedigen of hem bij leeken in een bijzonder helder daglicht te plaatsen, is geene sprake. Wij zijn overtuigd, dat wanneer de Generaal Van \Swieten, dien wij van nabij hebben leeren kennen en waardeeren en voor wien wij hoogachting koesteren, door neerslachtigheid gedreven, waarvan zelfs zijn krachtige geest met vrij kan zijn, zijne „militaire loopbaan" ter hand neemt, hij daarin noch bemoediging noch vertroosting terug zal vinden evenmin' als eene aangrijpende weldadige sympathie. Hij zal dan het boekje mistroos tig ter zijde leggen en zeer waarschijnlijk uitroepen: Moet ik, na al de verguizing, nog de bitterheid der teleurstelling ondervinden, veroorzaakt door een onhandigen vriend Daar de schrijver van het hier aangekondigde boekje ons onbekend is (hetgeen wij hopen, dat lnj zal blijven) twijfelden wij bij het lezen nu en dan of hij wel een vriend en geen tegenstander is van den Generaal Van Smetendie de militaire loopbaan van dezen op zulk eene vreemde wijze in het licht gaf. Is lnj een vriend, hetgeen met het oog op de voorrede-die het voornaamste gedeelte van het boekje uitmaakt-het meest voor de hand ligt, dan ware het te wenschen geweest, dat dien Generaal vrienden bespaard werden, die nu en dan het tegendeel bewijzen van hetgeen zij bedoelen; en is hij een vijand, dan is het onedel, het sarcasme zóó ver te drijven, dat een zoo verdienstelijk Generaal van het Indische leger in zulk een verkeerd licht wordt geplaatst. Laat ons een oogenblik het boekje ter hand nemen. Behalve een staat van dienst als bijvoegsel, wordt het volgende in de 79 bladzijden aangetroffen. Op bl. 1. zegt de schrijver, waar en wanneer de Generaal Jan Van Smeten is geboren, dat hij cadet werd, zich heeft onderscheiden in den Ja va-oorlog (waarvoor hij. tot ridder van de Militaire Willemsorde der kl. werd benoemd) en naar het vaderland terugkeerde. Op bl. 2 wordt m tien regels Van Swieten's deelneming als luitenant aan de krijgsverrichtingen in België, zijne overplaatsing bij het Indische leger en zijne bevorderingen tot kapitein, majoor en luitenant-kolonel vermeld. Breedsprakig is dat zeker niet. Verder komt nog op die bladzijde voor zijn tocht naar Soengei Pagoe en de XII Kota's op Sumatra's-westkustop bevel van den Generaal Michiels ondernomen, waarmede op bl. 3 en het grootste gedeelte van bl. 4 wordt voortgegaan met de vermelding van dien tocht. Op laatst genoemde bladz. staat: „Het is voor deze verrichtingen, dat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 722