718
lezer opvallen, dat de beperkte gezichtskring van den schrijver de voor
naamste handelingen van een Legercommandant zoekt in de geldelijke
voordeelen, aan personen in het leger bezorgd, voornamelijk na het ein
digen van hun diensttijd. Dit kan toch geen zwak zijn van gepensioneerde
officieren
Dat het voorhouden van zulke groote hoedanigheden van een Indischen
Legercommandant aan de natie of aan het Nederlandsche volk niet welkom
kan zijn, vooral niet op dit oogenblik, is vrij duidelijk. De gepensioneerde
Indische officier had dat moeten beseffen.
BI. 31. vermeldt het ontslag uit de militaire dienst van den Generaal
Jan Van Swietenzijn vertrek naar Nederland en het hem toekennen
van pensioen.
Op die zelfde bladzijde vangt de Atjehsche quaestie aan. Tot en met
bl. 34 worden de aanleiding en de eerste expeditie besproken en opge
geven, dat de Generaal Van Swieten den 23cn Augustus 1873 te Batavia
aankwam.
Het aantal troepen en schepen voor de tweede Atjehsche expeditie
wordt op bl. 35 en 36 en de oorzaken van eene vertraging in het vertrek
der expeditie op bl. 37 opgegeven.
Van bl. 3879 worden de bedrijven van 20 November 18733 Mei
1874 opgenoemd, maar zóó onvolledig en op vele plaatsen onjuist, dat het zelfs
niets van Atjeh afwetende niet-militairen bij eene aandachtige lezing moet
opvallen, dat er tegenstrijdigheden in dit verkort journaal voorkomen.
Op krijgskundig gebied is het geheele verhaal dan ook van geene
waarde; trouwens, het is ook voor het volk geschreven.
Dat de schrijver niet verzuimd heeft, partij te trekken van de bestaande
verschillen tusschen de Generaals Van Swieten en Verspijckis begrijpe
lijk, maar daarvoor was het niet noodig, insinuatiën tegen den Generaal
Verspijck uit te spreken. Het is waar, zij doen geen pijn door mede-
doogenlooze bitterheid en lokken zelfs geen glimlach uit voor eene on
deugende scherts, omdat talent aan het boekje ontbreekt en van den
rijkdom der Hollandsche taal geen gebruik is kunnen worden gemaaktmaar
domheden, als die uit de beschrijving van het gevecht bij Leniboeq
op 26 December 1873 zoo duidelijk blijken, aan den kant van den schrij
ver-criticus zeiven te zijn, hinderen den onpartijdigen lezer. Zulk eene
beschrijving van iemands militaire loopbaan gaat men echter met een
schouderophalen voorbij, wel overtuigd, dat de schrijver, die dat boekje
leverde, allerminst bevoegd is, de handelingen van Generaals als Van
Swieten en Verspijck te beoordeelen. Eene daad van een goed burger