720
Ons niet eens bekend waren. De geschiedenis, die leermeesteres der
natiënis echter den schrijver zeer gebrekkig en onvolledig bekend.
Onwillekeurig kwam de vraag bij ons op: Wat kan de schrijver toch
bedoelen met zijn „leeren kennen aan de natie"? Hij zal toch niet den
ken, dat zij, die zulke boekjes lezen, zóó weinig ontwikkeld zijn om
maar voetstoots alles aan te nemen, wat door een onbekenden schrijver wordt
verhaald? De meeningen van een schrijver zijn geene orakelspreuken. Yooral
in personenquaestiën weegt de eene overtuiging tegen de andere op.
De zienswijze van hen, die voorlichting hebben gekregen van iemand als
den schrijver van het hier aangekondigde boekje, heeft niet veel te
beduiden en zij, die reeds eene opinie hadden, doch door schrijvers mede-
deelingen eene andere ontvangen, zijn waarlijk evenmin menschen, die
eene opinie hebben over de gebeurtenissen der tweede Atjehsche expeditie.
Laat het nageslacht oordeelen over Van Swieten en men kan er verzekerd
van zijn, dat dan onpartijdiger zal geoordeeld worden dan door den schrij
ver van dit boekje. Gelooft hij, dat er nog niet genoeg aan het licht is
gebracht, laat hij dan wat nieuws vermelden, wat nog nimmer openbaar
is gemaakt. Dan kunnen misschien zienswijzen eenige verandering on
dergaan; doch zijn boekje is zonder eenigen invloed en zal later, hij zij
daarvan verzekerd, niemands aandacht trekken.
Om Van Swieten te leeren kennen aan de natie, oordeelde de schrijver
het noodig, in het voorwoord mede te deelen, echter zonder opsomming
van feiten en bewijzen (want ook in het boekje zelf komt daaromtrent
niets voor) dat in Indië hier en daar een geest van verzet was tegen
bestuurshandelingen van den Gouverneur-Generaal Loudondat dit in
Nederland vóór 1873 vrij algemeen bekend was dat die geest zich begon
te openbaren onder jeugdige, nog geene ondervinding hebbende officieren
(„zoo als gezegd werd," vermeldt de schrijver); dat die geest aangestookt
werd door eenige ontevredenen buiten het leger; dat die ontevredenen te
recht of ten onrechte hunne vertakkingen in het leger hadden; dat die
geest tot in lioogere rangen in dat leger was doorgedrongen; dat die
geest partijen deed vormen, welke coteriën, cliques of kabalen waren;
dat die geest de noodige samenwerking kon bemoeilijken van den staatkun
digen leider en den militairen bevelhebber; dat daarom Generaal Van
Swieten werd uitgezonden (de ware aanleidcnde oorzaak daartoe schijnt
den schrijver dus nog niet bekend te zijn); dat die Generaal, in Indië
gekomen, zich op de hoogte stelde van de woelingen van die partijdat
die partij te recht of ten onrechte alles afkeurde en hekelde, ook zonder
kennis van zaken, naarmate dat in hare kraam te pas kwam; dat het