den Generaal niet onbekend was gebleven, dat er zich onder de officieren leden van dat bedillerskabaal bevonden en dat hij van die officieren op geene loijale toewijding mocht rekenen, maar wel op heimelijke tegen werking In een leger, waar jonge officieren zich door ontevredenen buiten het leger laten aanstoken om een geest van verzet te openbaren en daarvoor niet streng berispt worden (daarvan zal wel niemand iets bekend zijn) wordt de krijgstucht, de ziel van de militaire dienst, niet gehandhaafd. De hoofd- en opperofficieren, die dat nalieten, gaven, naar onze meening, daardoor blijken van ongeschiktheid voor hunne betrekking. Maar wat moet van een leger gezegd worden, waarin de geest van verzet tot in hoogere rangen is doorgedrongen? En wordt dit hoogst strafbare feit niet tot een volslagen gebrek aan eenige discipline opgevoeid, wanneer die hoofdofficieren de jongere officieren tot verzet aanstoken? Waarlijk, het door den schrijver voorgestelde Indische leger van 1873 was niet veel bijzonders! Gelukkig, dat het de ongemotiveerde bewering- van dezen schrijver gedurende de beide Atjehsche expeditiën zoo schit terend gelogenstraft heeft. Tot overmaat van ramp waren, altijd volgens den schrijver, onder de oudere officieren en hoofdofficieren van de expe ditionaire troepen, welke in November voor Atjeli bestemd werden, ook van die ontevredenen, bij wie een geest van verzet heerschte, die de geene ondervinding hebbende officieren tot verzet aanstookten, dis zonder kennis van zaken alles afkeurden en hekelden, naarmate dat in hunne kraam te pas kwam. EnzMaar de Generaal Van Swielen die dat alles wistheeft toch al die hoofdofficieren met de Militaire Willemsorde laten decoreeren Of de schrijver is onnoozel wij willen niet zeggen ter kwader trouw of de Generaal Van Smeten een karakterloos man. Het eerste zal de schrijver wel niet willen bekennen. Dus het laatste Men moet het maar van zijne vrienden hebben!! In zulk een verschrikkelijken toestand verkeerde het Indische ex peditiecorps in 1873, volgens de mededelingen van dezen schrijver. In zijn tijd was het Indische leger voorzeker beter. Wat moet zijn gemoed van oud-militair zijn volgeschoten, toen hij de tijding van dien toestand in Nederland vernam; want in 1873 zal hij wel niet in Indiè of nog in het leger zijn geweest, althans daarin iets te zeggen hebben gehad; anders zou hij dubbel schuldig zijn aan plichtverzuim, door zulk een toestand toen te verzwijgen of uit vrees te ignoreeren en zijne chefs daarmede niet in kennis te stellen. Yan zoodanige rapporten is echter nimmer sprake geweest en zoo ja, dan zou toen zeker wel gezorgd zijn, dat zij niet geheim waren geblevenReden bekend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 728