Maar het is velen misschien niet bekend, dat men in de gelederen der W. I. troepenmacht ook negersoldaten aantreft. Wij kunnen dus op antecedenten wijzen. Na de vrijmaking der slaven in 1863 werden de vrijgemaakten onder staatstoezicht geplaatst en de hoofden van gewestelijk bestuur (landdrosten of districts-commissa- rissen) met de voogdij over de vrijgemaakten belast. Voor zoover re de geëmancipeerden tot de plantagebevolking hadden behoord, moesten zij gedurende hunne minderjarigheid (het staatstoezicht), door het sluiten van contracten met landbouwondernemerszich uitsluitend aan den grooten landbouw wijden (suiker-, cacao- of koffie- productie) en niet aan de uitoefening van bijzondere beroepen. De soldaten of matrozen, die aangeworven werden, mochten niet tot de geëmancipeerden bohoorenafkomstig van plantageszij moesten geheel vrije lieden zijn. De landbouw leed er dus niet onder. Wat Curacao betreft, waar geen gebrek aan werkkrachten heerschte, geloof ik niet, dat het koloniaal bestuur eenigo reserve maakte of de werving van militairen voor de zee- of landdienst beperkte; doch de tegenwerkingdie men op dat eiland ondervondtoen men in het belang van den landbouw in Suriname arbeiders van daar naar laatstgenoemde kolonie trachtte te verkrijgen, doet mij vreezen, dat men aldaar onze werf bureaux niet gaarne zal zien vestigendat men op tegenwerking voorbereid moet zijn. Ook in Suriname rekene men er op, op velerlei wijzen gedwars boomd te worden door den invloed eener planterspartijdie veel vermogend is. Men zal ter wille van die partij niet altijd eene juiste voorstelling van zaken gevenmen zal wellicht zooverre gaanden West-Indischen Neger ongeschikt te verklaren voor soldaat; men zal zonder nadere toelichting zelfs verklarendat men de proef nam in West-Indië, dat een poosje bij de bevolking de lust merkbaar was voor de militaire dienstmaar deze weldra bekoeldedat de stroom naar de kazerne weldra ophield. Men zal echter het waarom verzwijgen. In die kleine, arme, kolonie is de Gouverneur de man, die allen naar zijne hand zet. Yan hem heeft men alles te verwach ten; zooals hij verlangt, worden dus rapporten gemaakt en inge diend Marineofficieren hebben mij meermalen verzekerd, dat de in Sn-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 9