469
Regtspleging van de landmagt en Crimi
neel "Wetboek en Reglement van krijgstucht
voor het krijgsvolk te landegewijzigd over
eenkomstig de Wet van 14 November 1879
[Ned. Staatsblad N°'s 191 en 192] met bij
voeging van eenige wetten op het militair
strafregt betrekking hebbendedoor Mr. R.
W. D. HeijligersAuditeur-Militair, 's Gra-
venlicigeW. P. Van StocTcum en zoon, 1880.
Het hier aangekondigde en in een zeer handig formaat uitgegeven
werkje van den Heer Heijligers is zeer bruikbaar voor officieren van het
Nederlandschemaar niet voor die van het Indische leger. De "Wet toch
van 14 November 1879 Nederlandsch Staatsblad N°'s 191 en 192) is
vooreerst nog niet van toepassing verklaard voor Indië en ten tweede
opgenomen in den onlangs bij de firma II. M. Van Dorp en C°. te
Bataviaverschenen 3eu druk van M>. W. E. Van der Hout's zeer be
kende „Handleiding ten gebruike bij de uitoefening der militaire rechts
pleging, enz.," bewerkt door den kundigen len Luitenant der Infanterie
J. A. P. Greversinstructeur aan de Militaire school te Meester-Cornells.
Aan dit werk hebben de Indische officieren meervéél meer zelfs.
Wij kunnen dus het hier aangekondigde boekje voor de officieren van
ons leger niet aanbevelen.
Hoe luidt echter de wet van 14 November 1879P Deze is tot dusverre
niet in dit tijdschrift behandeld. Zij bestaat uit twee deelen, voor zooverre
zij op het Crimineel Wetboek of op het Reglement van krijgstucht
betrekking heeft.
Wat het eerste betreft luidt zij:
„Art. 1. De bepalingen van het gemeene strafrecht zijn toepasselijk
op alle aan de militaire jurisdictie onderworpen personenzich aan gemeene
misdrijven schuldig makende, behoudens de uitzonderingen bij de wet
vastgesteld.
Wanneer bij de militaire wet tegen een feit eene der straffen van het
gemeene recht is bedreigd, worden ten opzichte van die straf insgelijks
en onder gelijk voorbehoud, de bepalingen van het gemeene recht gevolgd.
Art. 2. Bij veroordeeling tot eene der onteerende straffen van het
gemeene recht spreekt de militaire rechter bij het vonnis de in art. 11
vermelde vervallenverklaring uit.
Bij veroordeeling tot eene der andere straffen van het gemeene recht
kan de militaire rechter de in art. 12 vermelde ontzegging uitspreken,