)C 578 De bepalingen op de toelating der Indische officieren tot de IIe af deeling der Krijgsschool in Nederland. (A. A. O. O. van 1880, N° 23, 1881, N° 24, 32, 33 en 45). Met liet oog op de beschikbare, geringe plaatsruimte in dit tijdschrift, beginnen wij op don voorgrond te stellen, dat wij deze beschouwingen alleen schrijven voor hen, die op de hoogte zijn van de geschiedenis dei- tegenwoordige Nederlandsche Krijgsschool. Zij, die dat niet zijn, moeten zich maar getroosten, de „Kecueils Militair" sedert 1868 en de sedert dat jaar verschenen „Gedrukte stukken" en „Handelingen" der Staten-Ge- neraal na te slaan (Zie ook de „Bijbladen" der „Nederlandsche Staatscou rant" en van den „Militairen Spectator"). Toen de A. O. N° 23 van 1880 gedrukt werd, was die Krijgsschool, even als nu nog, verdeeld in twee afdeelingen: de H te Breda, de II'' te 's Gra- venhuge. De IIe afdeeling bestond (of liever heette toen te bestaan) uit A. den cursus voor algemeene krijgskundige studiën, v v d studiën, uitsluitend vereischt voor artillerie- en ge- nieoffficieren en C. den cursus voor Intendance. Manneer dus in artikel 6 van het Koninklijk besluit van 5 December 1819, N° 27 (A. O. N° 23 van 1880) wordt gezegd, „dat niet meer dan twaalf officieren van het leger in hederlandsch-Indië gelijktijdig den cursus volgen," dan heeft de steller van dat besluit niet anders hoe dwaas overigens kunnen bedoelen dan de drie cursussen der IIafdeeling. Toen echter in 1880 in Indiëvoor het eerst na de bekende schorsing der Krijgsschool, het toelatingsexamen voor die inrichting afgenomen werd, bestond slechts een cursus, namelijk de eerstgenoemde. Artikel 6 van dat Koninklijk besluit mocht toen dus zoodanig worden gelezen, dat niet meer dan twaalf officieren van het Indische leger te gelijk aan den „cursus voor algemeene krijgskundige studiën" mogen studeeren. Goed. Er waren toen 5 Indische officieren aan dien cursus 2 moesten naar Indië terugkeeren, rest 3; er konden dus voor dat jaar 9 Indische offi cieren aan dien cursus geplaatst worden. Er werden echter geen negen maar slechts zes plaatsen opengesteld. Om voor eene plaatsing in aanmerking te komen, moet men zich vol gens artikel 7, eerste alinea, van dat Koninklijk besluit aan een examen onderwerpen, dat „jaarlijks in Nederlandsch-Indië" wordt afgenomen. Dat examen is afgenomen en de zes opengestelde plaatsen zijn allen ver vuld door officiereu in Indië. Waren die plaatsen zegt artikel 11, eerste

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 585