DE WERVING VAN AMER1KAANSCHE NEGERS
INDISCHE LEGER.
In de vierde aflevering van den loopenden jaargang van dit tijd
schrift komt een opstel voor over de aanvulling van het negerelement
bij ons legerdat mij aanleiding geeft, de pen op te vatten en eenige
inlichtingen te verschaffen aan hen, die in deze aangelegenheid belang
stellen.
Ik rangschik de legeraanvulling door aanwerving Yan Negers on
der de belangrijke quaestiën en zal daaromtrent om die reden het een
en ander mededeelen.
De schrijver van het door mij bedoelde stuk oppert de vraag of
de werving van Negers uit onze West-Indische koloniën geene tegen
kanting zal ondervinden van de zijde der gouvernementen dier koloniën.
Die vraag is eene natuurlijke, als men op de omstandigheid let, dat
buriname gebrek heeft aan werkkrachten en de planters zich alleen
door aanvoer van Cliineezen en Bengaleezen kunnen staande houden.
Met zulk een antwoord zou men ons spoedig kunnen afschepen,
doch dat antwoord geldt niet eens voor Suriname en volstrekt niet
voor Curacao.
Eer ik hieromtrent iets naders aanvoer, wensch ik op te merken,
dat onze Marine in de West-Indische wateren vrijelijk matrozen heeft
mogen werven. Wat de Gouverneurs onzer W. I. bezittingen aan
de Marine veroorloofden, zullen zij toch moeilijk aan ons Departe
ment van Oorlog kunnen weigeren? Wij mogen immers niet aanne
men, dat hier complaisance voor de Marine in het spel zal zijn,
ten nadeele van de bestuurd wordende koloniën?
1
VOOR HET