108 genoemde recensent daarover schreef in dien jaargang van den „Militairen Spectator", bladz. 172. Het doel van dit leerboek is in do eerste plaats een leiddraad te zijn voor de cadetten aan de Militaire Academie en de onderofficieren van de hoofdcursussen. Eerst in de tweede plaats mocht hot tot vraagbaak die nen voor officieren. Dit moot bij de beoordeeling in het oog gehouden worden. Kort na do uitgave van dezen 3en druk verscheen hot schoone werk van den Kapitein van den Genoralen staf W. Rooseboom over „Het hedendaagsch gevecht". Voor den officier, die zich op do hoogte wil stellen van de nieuwere govochtstactiek, verdient dit werk verre de voor keur boven dé elementaire tactiek (le deel) en de gevechtsloer (2e deel) van De Vlaming. Niet aldus voor den aspirant-officier. Voor dezen moe ten de algemeene beginselen, de tactische grondregels, „waaraan voorloo- pig eenige stabiliteit mag worden toegekend", zooals de schrijver zegt, in beknopten vorm worden samengevat. Mijns inziens is de schrijver daarin niet altijd gelukkig geweest. Hij vele onderwerpen blijft hij te letterlijk de Nederlandsche exercitie-reglementen volgen en brengt hij daardoor den leerling in den waan, dat die reglementen volmaakt zijn, wat toch Verre van juist is. Bovendien is hot voor een leerboek der tactiek niet vol doende, dat de leerling daarin uitsluitend de reglementaire vormen en be wegingen van het eigen leger vindtdan zou hij met de studio dier exer citie-reglementen kunnen volstaan. Hij moet die vormen en bewegingen getoetst zien aan die van andere legers om over de bruikbaarheid te kun nen oordeelen en ze te leeren waardeeren. Bij verschillende quaestiën zoekt men te vergeefs naar de meening van den schrijver en blijft dus de leerling eveneens in twijfel. Ik keur die wijze van behandeling bij hot onderwijs aan aspirant-officieren af. Ha hun de verschillende mee ningen omtrent een onderwerp te hebben medegedeeld, zeg ik hun be slist, aan welke ik de voorkeur geef en vorder ik, dat ze mij daarin vol gen. Eerst later, wanneer ze als officier gelegenheid en lust hebben om zelf militaire schrijvers te bostudeeren, bomt voor hen de tijd om een eigen oordeel over tactische vraagstukken te vormen. Ik volg hierin slechts den Generaal Lewal na, die zegt: „Les livres n'apprennent rien, s' ils so bornent a des considerations générales, a des apercus vagues, a des speculations fantaisistess'ils excitent l'imagination et formulent la doctrine du bon plaisir. Ils sont au contraire trés in- structifs s' ils renferment des données trés précises sur tous les su- jets, des solutions exactes pour tous les problèmes de guerre, des mé thodes formelles basées, d'une part, sur l'expérience des événements

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 119