dus onder de Militaire Administratie staan. Met behoorde in com-
pagniën te worden verdeeld, te commandeeren door 1° Luitenants
der Infanterie en Cavalerie, hiertoe voor een paar jaren bij den Trein
te detacheéren. Naar mate van de grootte der compagniëu zoude
men er een of meer adjudanten-onderofficier bij kunnen indeelen,
voor administratieve en andere diensten. Yolgens den Generaal Kroesen
zoude zoodanige organisatie van den Trein aan ge ene overwegende
bezwaren onderhevig' zijn.
Voor alles begon men na te gaan, hoeveel vaste en extra- koelies
over de jaren 1865 t/m 1869 bij de magazijnen der Militaire Ad
ministratie, Artillerie en Genie, bij den Artillerie-Constructiewinkel
en de -Pvrotechnische werkplaats alsmede bij de Topographische
dienst op Java, gemiddeld per jaar van 365 dagen in dienst warn ge
weest. Dat getal bedroeg met de mandoers 903 koelies, tegen
een loon van f 0,325. De vaste koelies, die per maand en dus ook
over de zon- en feestdagen, dat er niet wordt gewerkt, betaald worden,
zijn, hoewel voor de minderheid, daaronder begrepen. De e.rtra-koelies,
waarvan het getal natuurlijk per dag verschilt, worden alleen betaald
voor de dagen, waarop zij zijn ingehuurd. Het opgegeven cijfer kon
dus niet strekken als maatstaf 'voor de behoefte aan koelies bij de
verschillende magazijnen en inrichtingen of diensten van het leger.
Had men werkelijk een corps van 900 koelies voor Java in dienst,
verdeeld over die magazijnen, inrichtingen en diensten naar de ge
middelde behoefte, dan zoude zich allerwege het verschijnsel voordoen,
dat den eenen dag het aantal koelies onvoldoende, den anderen dag
te sterk was. Ofschoon nu de meer aanwezige koelies wel voor eenige
andere dienst gebezigd zouden kunnen worden, heeft men hen toch
gedurende zekeren tijd in dienst gehad, zonder dat zij dringend noodig
waren. Op de dagen, dat het beschikbare aantal koelies onvoldoende
was, zoude men, althans voor den goeden gang der dienst, verplicht
zijn, extra-koelies tijdelijk in dienst te nemen. Om dus naar eisch in
de behoeften van de dienst te voorzien, op alle tijdstippen, zou op
elke plaats een grooter aantal koelies in vaste dienst moeten zijn
dan de gemiddelde behoefte over 1865 t/m 1869 voor die plaatsen
aantoonde. Daarbij mag niet worden vergeten, dat bij een vast in dienst
zijnde koeliecorps de tijdelijke zieken of afwezigen toch betaald moeten