119 -
gewone overzeesche expeditie 3 a 400 koelies gevorderd worden,
ongerekend de suppletie. Minstens zoude dus het vaste koeliecorps
eene sterkte van 1600 man moeteu hebben. Zoude men zulk
een corps permanent willen onderhouden? Onze illusie is op dat
punt zeer gering. Wel is waar zoude men zoo als reeds voorge
steld is de expeditionaire koelies in tijd van vrede bij genie-,
waterstaats- en spoorwegwerken in dienst kunnen stellen, maar die
maatregel is niet zonder bezwaar. Immers moet het legerbestuur
elk oogenblik beschikken over een grooter of kleiner gedeelte der
koelies voor treindiensten en zullen de werkzaamheden, waarmede
deze koelies belast werden, telkens gestaakt worden. Bovendien zullen
de ingenieurs der staatsspoorwegen en bij den waterstaat en de Genie
goedkooper werken met voor het meerendeel tijdelijk in dienst ge
stelde koelies dan met een georganiseerd koeliecorpsop die plaatsen
natuurlijk uitgezonderd, waar door bijzondere omstandigheden de ge
wone koelies zich niet in voldoende hoeveelheid aanbieden. Komen
expeditiën waarvoor het koeliecorps iu de eerste plaats moet dienen
in geruimen tijd niet voor, geraakt de eigenlijke bestemming van het
corps bij de koelies daardoor meer en meer uit de gedachte, dan
zullen op het oogenblik, dat zij op expeditie moeteu worden gezonden,
vele moeilijkheden worden ondervonden, zoo als desertie, voorwenden
van ziekte, enz., ten nadeele van de dienst en vele geldelijke offers
veroorzakende. Het vorenstaande leidde dau ook tot de meening,
dat. door een groot koeliecorps voor de behoeften in de magazijnen
en werkplaatsen en niet te belangrijke overzeesche of binnenlandsche
expeditiën, ter sterkte van 1600 man op Java, tegen zeer groote
onevenredige kosten, op verre na niet aan de eischen der dienst zoude
worden tegemoet gekomen, waar en wanneer het gevorderd werd.
De geldquaestie beheerscht ook hier weder de geheele zaak, zoodat
de Generaal Kroesen van het door hem geopperde denkbeeld moest
afzien.
De meeste Europeesche legers hebben wel is waar slechts voor
een klein gedeelte ter voorziening iu diensten van gelijken aard
d. i. voor de parken en al hetgeen den legertros vormt materieel
en personeel iu vredestijd voorhanden. Zoo zijn tot het vervoer der
munitie bij bataljons, eskadrons en batterijen, hetzij bestemd om die