125 ontstaat het voordeel, dat de commandanten dier colonnes over den reservevoorraad onmiddelijk toezicht kunnen uitoefenen, verwarring voorkomen en eene geleidelijke aanvulling der behoefte verkre gen wordtiets wat bij de parkenwaarbij uit den aard der zaak veel bedrijvigheid, door de voorziening van vele colonnes, minder goed zoude gewaarborgd zijn. Het rechtstreeksch belang, dat de colonnecommandanten er bij hebben, dat hun reservevoorraad voltallig is en blijftdat het vervoer geregeld en in de onmiddelijke nabijheid hunner troepen plaats heeftdoet deze regeling nog zoo veel te meer aanbevelen. Het personeel voor de begeleiding der munitiedraag- paarden moet een onderdeel zijn van dat voor den Trein der colonnes, daar de Artillerie niet bij machte iseenig personeel daarvoor af te zonderen. Een vervoer der cavaleriemunitie op draagpaarden werd onraadzaam geacht, omdat deze de zich snel bewegende Cavalerie toch niet of bezwaarlijk kunnen volgen en daardoor storing en verwarring zouden veroorzaken. Yolgens de toenmalige formatie van het leger, de sterkte van het naar het defensieplan van den Generaal Kroesen aangenomen mobiele gedeelte er van voor Java en de toenmalige bewapening der Infanterie (en genietroepen, schutterij, barisan en legioenen, enz.) benevens der Cavalerie (en bereden Artillerie met bereden hulptroependjaijang-sekarschutterij, legioenenenz.) achtte men voor het transport der infanterie- en cavaleriemunitie aanvankelijk noodig 865 munitiekistjes en2 kistjes per draagpaard rekenende 432 compleete draagtuigen, Gebrek aan munitiekistjes was er toen niet; in de magazijnen telde men er 988maar van de draagtuigen waren er niet meer dan 400 in voorraaddeze werden vooreerst voldoende geacht. Later kwam men echter voor Java alleen o.p eene behoefte van 1320 munitiekistjes en 660 compleete draagtuigen. Hoeveel voor Sumatra's-Westkust noodig werd geacht, is ons niet bekend. Sedert moeten die getallen door de geheel gewijzigde formatie en bewapening der troepen te voet en der bereden troepen eene aanmerkelijke uitbreiding hebben ondergaan, ook in verband met de uitbreiding der feitelijke leger- sterkte sedert 1870. Aangenomen mag worden, dat nu reeds een Zie omtrent de aanvulling' der munitie in Europeesche legers voor de Infante- ne, Rooseboom„Het hedendaags che; gevecht, enz.", deel I, pag. 326,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 136