136
clan hoogstens 2400 man, met hunne officieren en instructeurs, Eu
ropeanen60 in getal, onderofficieren (sergeant-majoor en adjudant-
onderofficier der Infanterie) bij liet kader en de bewakingsdetache
menten van den Trein (zie hierboven) in te deelen. Worden de
barisan van Madoera en de pradjoerits van Java later, zoo als de
Regceriug schijnt te willen, opgeheven, dan kan in de plaats daarvan
beschikt worden over een gedeelte der op te richten corpsen onbere
den en bereden politieagenten voor Java en Madoeradie, zoo als
de Regeering zelf' verklaard heeft bij hare plannen tot reductie der
Cavalerie, „tot steun van het leger in tijden van oorlog zullen moeten
dienen. Komt die oprichting toe stand, dan zal van dien alhoewel
numeriek véél geringeren steun zeer goed partij zijn te trekken voor
den Trein en zal deze dienst wellicht meer aan dien steun dan aan
de hulp der barisan en pradjoerits hebben. Maar voor die hulp
moet ook worden beschikt over de legioenen van Soerakarta en Djolc-
djakartahet eerste 860 man (Infanterie, Cavalerie en Artillerie),
het tweede 450 man Infanterie en Cavalerie) sterk, met hunne
officieren. Men vergete niet, dat die Inlandsche officieren der barisan
en legioenen bij het kader van den Trein (zie hierboven) kunnen
ingedeeld worden, de hoofdofficieren uitgezonderd, die bjj den Grooten
staf van. het leger worden geplaatst, met die enkele subalterne officieren,
welke van hoogen Inlandse/ten adel zijn. I)e Artillerie van het
legioen van Soerakarta deele men voor het zelfde doel, zoo als reeds
hiervoren werd gezegd, bij den artillerie-transporttrein in. Van de
lijfwachten-dragonders valt voor de dienst bij den Trein geene partij
te trekken, zoo lang de Soesoehoenan en de Sulthan te Soerakarta
en Djokjakarta blijven. Maar voor den Trein kan nog beschikt
worden over het corps Inlandsche politiesoldaten der stad Batavia.
blauwbaadjes 178 man, en het corps Inlandschepiekeniers der stad Ba
tavia (witbaadjes), wij mogen aannemen 1000 man, sterk te maken.
In 1872 werden de residenten van Samarang en Soerahaja aange
schreven om de oprichting van zoodanig corps piekeniers op hunne
hoofdplaatsen, ter sterkte van 500 en 800 man „voor te bereiden".
Zie de „Koloniale verslagen" sedert 1876 en de. jaargangen 1880 en 1881 van
dit tijdschrift.
Zie het „Koloniaal verslag" van 1873.