in artikel 92 van de Rechtspleging bij de Landmacht bedoeld, slechts
de gestelde vragen, hun toegezonden, den te hooren getuigen vóór te
houden hebben, zonder in een onderzoek van de zaak, den superieur
betreffende, te treden, is onjuist. Het geldt immers één en de zelfde
procedure, welke alleen deu beklaagde of wel reclamant betreft, wiens
zaak door officieren-commissarissen, ingevolge het voorschrift, in artikel
39 R. L. vervat, moet worden onderzocht, welke bepaling, zoowel bij het
hooren van getuigen als beklaagde of reclamant, zal moeten worden
toegepast.
He gestelde vraagpunten kunnen bovendien van dien omvang zijn,
dat uit de daarop gegeven antwoorden de.toedracht der geheele zaak,
den superieur betreffende, aan de gedelegeerde officieren-commis
sarissen wordt bekend gesteld, tot de kennisname en het onderzoek
waarvan zij eigenlijk onbevoegd zijn, ingevolge het bepaalde van
artikel 39 van de Rechtspleging bij de Landmacht.
Het beginsel, door het Hoog-Militair-Gerechtshof aangenomeu, dat
klaarblijkelijk tot grondslag heeft den bekenden rechtsregel: qui de
uno dicitde altero neg atd. i. wanneer de wetgever een zeker
rechtsbeginsel uitdrukkelijk in een artikel heeft aangenomen, doch
dat beginsel in eenig ander artikel niet nadrukkelijk heeft herhaald,
hij moet worden geacht, die ratio legis niet verder te willen uitbreiden,
is niet zonder eenige bedenking aan te nemen bij een wetgever als den
militairendie, zoo als hot algemeen bekend is, met den meesten spoed en
de grootste overijling als provisioneel wetboek een compendium van wet
telijke bepalingen heeft samengesteld, dat als product eener draconische
cacographie op het gebied van wetgeving kan worden aangemerkt.
Zullen derhalve op grond van bovenbedoelden rechtsregel gebaseerd
om ons slechts tot één enkel voorbeeld te bepalen de artikelen 86
juncto 108110 R. L. bij de informatiën voor officier en-commissarissen
voorgeschreven, niet per analogie moeten worden toegepast bij de
behandeling van de zaak vóór den Krijgsraadomdat men in den
tweeden titel, vierde hoofdstuk van de Rechtspleging bij de Landmacht,
handelende over de rechtsmacht, rechten en plichten van den Krijgsraad,
die bepalingen niet weder aantreft?
He bevestigende beantwoording op deze vraag zal wel geen twijfel
lijden.