5 - Ten slotte wenschen wij nog de vraag te beantwoorden, in hoeverre de militaire wetgever in de Rechtspleging bijzondiere zorg heeft gedra gen voor eene onpartijdige rechtspraak. Bij het nagaan der verschillende bepalingen van de Rechtspleging bij de Landmacht komt het ons voor, dat bedoeld reglement den beklaagde, veel minder nog den reclamantde noodige waarborgen voor eene goede rechtspraak geeft. Vooreerst toch kunnen al de voorschriften van dat reglement straffeloos worden overtreden, want van geene enkele bepaling (be halve die van artikel 208 R. L.. welke met poene van nulliteit be dreigd wordt) is de nakoming op straffe van nietigheid voorgeschre ven. En nu moge men het aan de prudentie des rechters overlaten om na te gaan of het niet nakomen der voorgeschreven vormen de instructie zóódanig vitieert, dat zulks eene nietigheid der procedure moet teweegbrengendoch is het wel prudentzooveel aan de pru dentie des rechters 'over te laten? "Wij hebben voorts te wijzen op de geheime behandeling der straf zaken door den Krijgsraad, waarvan de terechtzittingen niet in het openbaar plaats hebben welk beginsel met alle mogelijke moderne begrippen strijdig isop het gebrek aan verdediging, waarmede wij niet bedoelen eene quasi-verdediging, zooals die in artikel 187 R. L. wordt toegelaten, maar eene verdediging in den waren zin van het woord, namelijk dat de beklaagde zich door een ver dediger kan doen bijstaan, dien hij zal mogen kiezen uit al wien hij daarvoor geschikt acht; op het niet hooren van getuigen vóór den Krijgsraad, waar de processtukken worden voorgelezen en £i/- na eenig debat in den regel de beslissing terstond valtop het gevaarlijke en tevens vaak onnoodige voorschrift om in het alge meen preventieve hechtenis voor de meest onbeduidendste vergrijpen q toe te passen. Wij hebben hier op het oog een vonnis van den Krijgsraad, geconfirmeerd door een arrest van het H. M. Gr., waarbij een fuselier tot één dag gevangenis is veroordeeld, omdat hij, zonder van een plaatskaartje voorzien, de reis per spoor van Toentang naar Bringin heeft gemaakt. De beklaagde heeft zes maanden in preventieve gevangenschap doorgebracht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 16