171
kregen, zoodat men het onvermijdelijk noodige aantal Europeesche
militairen voor de helft ongeveer moet laten werven in het buiten
land.
Hooge premiën en veel activiteit van het Opperbestuur zijn noodig
om ongeveer een 2000 tal militairen als suppletie jaarlijks naar Indië
te kunnen zenden, wanneer men namelijk de al te slechte elementen
uit het buitenland niet aanneemt.
De grenzen, waartusschen het Europeescli element in het leger gaan
kan, zijn onverbiddelijk bepaald door de hoeveelheid manschappen,
welke in Nederland en in Indië kunnen worden verkregen.
De sterkte van het personeel aan Europeanen bij het leger in de
laatste 10 jaren wordt door het volgend overzicht aangegeven.
Jaar.
Sterkte
op 1 Januari.
jSuppletie uit
Nederland.
In Indië slslR' S
genomen.
Samen.
Verliezen.
Sterkte
op ultimo De
cember.
1871
12310
1102
180
37
13629
1502
12127
1872
12127
921
130
50
13228
1532
11696
1873
11696
3327
174
39
15236
1991
13245
1874
13245
2228
154
0)119
15746
2772
12974
1875
12974
4369
137
34
17514
3053
14461
1876
14461
3787
128
37
18413
2900
15513
1877
15513
3214
122
46
18895
2499
16396
1878
16396
(2) 2120
143
(3) 63
18722
2456
16266
1879
16266
1740
150
(3) 60
18216
2428
15788
1880
15788
1360
98
(3) 55
17301
1902
15399
Totalen
Gemiddeld
140776
14078
24168
2417
1416
1
540
96
166900
16690
23035
2304
143865
14387
B
Op andere wij
ze in Indië
verkregen.
(1) Hieronder 76 man, die bij reorganisatie der Cavalerie van de Lijfwachten dra
gonders en detachementen Djaijang sekar's werden ingelijfd bij het Regiment Cavalerie.
(2) In 1878 werd de werving van Belgen en Franschen gedeeltelijk gesloten.
(3) Hieronder respectievelijk 26, 30 en 23 onderofficieren die van dienstdoend officier
tot gewoon adjudant-onderofficier werden teruggebracht.