176 Deze opgave wijst eene constante vermeerdering aan, waartoe de gunstige bepalingen omtrent de werving, in 1873 ingevoerd, het aannemen van Ternataansche Alfoeren als Amboineezen in 1875 en het verhoogen der gagementen in 1876 veel hebben bijge dragen. Inderdaad, wanneer men de gemiddelde winsten met het percents gewijze verlies in verband brengt, dan blijkt dat het getal Amboineezen bij het leger tot 1650 kan klimmen. De proef, met de Alfoeren genomen, is echter niet naar wensch uitgevallen en daar dientengevolge de dienstneming minder zal wor den aangemoedigd, zal in de toekomst op geringere resultaten bij de werving van die lieden moeten worden gerekend. Men kan echter met grond het getal 1500 als basis voor de le- gerformatie aannemen en door voorloopig de Afrikanendie nog bij het leger zijn, onder de Amboineezen te rekenen, is dit aantal bijna dadelijk beschikbaar. In de laatste drie jaren heeft liet aantal Amboineesche militairen bij de Infanterie gemiddeld bedragen 1200 man en daar er nu bij bestendiging van de maatregelen ter bevordering van de werving geen motief bestaat om eene andere verhouding tot de totale sterkte 1300) aan te nemen, kan het cijfer 1400 als normaal wordeu be schouwd voor de vast te stellen formatie van dit element der In fanterie. Uit de drie tot nog toe beschouwde categoriën van militairen, namelijk a. suppletie uit Nederland b. Europeanenin Indië verkregen, en c. Amboineezen waarvan voor de Infanterie in ronde getallen beschikbaar zijn 11700 man, moet nu worden afgeleid, hoe groot het aantal Inlan ders zal wezen, waarover men voor de formatie van dat wapen kan beschikken. Hierbij behoeft men niet te letten op de mogelijkheid om Inland- sche soldaten te krijgen. De ondervinding heeft geleerd, dat men met weinig geldelijke op offeringen, binnen zekere grens, een onbeperkt aantal Inlanders kan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 187