180 -
verhouding 100 130.
Zoo als uit deze opgave blijkt, is de verhouding het grootst geweest
in de jaren 1876 en 1877, namelijk respectievelijk 157 en 147 tegen
100 Europeanen.
In die jaren was daarom de totale sterkte van het leger ook liet
grootste.
Wordt nu van de 17200 Inlanders eerst genomen wat voor de
andere wapens en diensten volgens de tegenwoordige formatie noo-
dig is (2792 man), stel 2900 man, dan blijven voor de Infanterie
beschikbaar 14300 Inlanderswaardoor bij de 11700 Europeanen
en Amboineezen. die wij hierboven vonden, de verhouding van de
laatsten tot Inlanders wordt als 100 122, alzoo iets gunstiger dan
het gemiddelde van de laatste 10 jaren.
Resumeerende, hebbben wij dus voor het wapen der Infanterie
10300 Europeanen
1400 Amboineezen en
14300 Inlanders
samen 26000 man, behalve de officieren.
II.
Na te hebben aangegeven over welke elementen kan worden be
schikt. bij de vaststelling van eene formatie voor de Infanterie en te
hebben vastgesteld hoe groot het aantal manschappen is, waaruit dit
wapen, bij verzekerde aanvulling en in gewone omstandigheden kan
bestaan, moeten wij thans overgaan, op de aangenomen grondslagen
eene indeeling te baseeren.
In de eerste plaats dient de vraag te worden beantwoord, wat men
tot het eigenlijke wapen der Infanterie moet rekenen te behooren.
Die vraag klinkt zeer naief en een infanterie-officier van een ander
leger zal niet begrijpen, dat zij voor het Indische leger eene afzon
derlijke bespreking noodig heeft. Nog zonderlinger zal het menigeen
voorkomen, dat men tot heden in onze koloniën die vraag niet naar
eisch heeft opgelost.
Volgens de tegenwoordige formatie heeft de Infanterie:
18 veldbataljons,
9 garnizoensbataljons.