181
5 garnizoenscornpagniën,
4 subsistentenkadei'3 met daartoe behoorende 8 detachementen,
1 subsistentencompagüie,
2 kaders van strafdetachenienten met een bewaiciugsdetachement,
1 troepenmacht ter Oostkust van Sumatra en
1 suppletiedepót,
ter totale sterkte op ultimo 1880, volgens formatie, van 751 officie
ren en 22786 manschappen.
Zoo als men ziet, is er verscheidenheid in namen genoeg en ofschoon
bij de subsistentenkaders, de strafdetachenienten en het suppletie-
dépot manschappen van alle "wapens en diensten bijeen zijn, wor
den die corpsen als uitsluitend tot de Infanterie behoorende aange
merkt steeds door infanterie-officieren gecommandeerd en van infan-
terie-kader voorzien, zonder dat zij ooit in tactisch verband met het
wapen kunnen komen.
De noodzakelijkheid van het bestaan van die corpsen is aan geen
twijfel onderhevig, doch met even weinig recht als men die tot andere
wapens kan brengen, behooren zij tot de Infauterie. Zij moeten in
de formatie van het leger als afzonderlijke corpsen voorkomen.
Ontdaan van de oneigenaardig als zoodanig beschouwde corpsen,
moet eenvoudig en noodwendig de Infanterie zijn samengesteld uit:
1. dadelijk en zonder veel voorbereiding, wat het personeel betreft,
voor krijgsverrichtingen te velde te gebruiken corpsen;
2. uit corpsen, welke, in kleinere of grootere detachementen opge
lost, doch vereenigd beheerd, bestemd zijn om binnen aangewezen
grenzen tot militaire doeleinden te worden gebezigd of plaatselijke
diensten uit te oefenen;
3. uit depótsdie tot bestemming hebben, de sub 1 en 2 genoemde
corpsen vran kader en manschappen te voorzien en de verliezen aan
te vullen.
Daar nu de toestanden in lndië de uitgestrektheid van het te be
zetten gebied en de groote afstanden, in verhouding tot de commu
nicatiemiddelen, de samenvoeging van grootere troepenmachten
voor een administratief of krijgskundig doel, m. a. w. de indeeling
in regimentenbrigades en divisiënniet mogelijk maakt, daarente
gen voor het behoud van eenheid en gelijkvormigheid bij het beheer