194
Uittreksel spreidingsschaal.
S.50 25 M.
°/o
Zij de afstand geschat op 1800 M. en in verband daarmede het
vuur geopend op 1600 M.
/Lp Stel
7 At ty-tW i
i l'(H' t
AU i
lste schot
op 1600
M.
valt
vóór,
2^e id.
1800
id.
vóór,
3de id.
2000
id.
achter,
4de id.
1900
id.
achter,
5de id.
1850
id.
vóór,
4
A Ut»*
dan wordt do afstand voorloopig vastgesteld op 1850 M.
Daarna doet men nog bijv. 7 schoten met de zelfde opzethoogte;
stel hiervan valt 1 achter en 6 vóór; dus in totaal van 8 schoten
7 vóór, of 87°/0! of'37°/c meer dan vijftig voor het doel gesprongen.
Zoekt men dit in de spreidingsschaal op dan vindt men voor 35°/0,
waaraan men zich als meest nabij zijnde houdt, 21, welk getal volgens
kolom F voor den afstand van 2000, als dichtstbij zijnde van 1850, met
1,1 vermenigvuldigd moet worden; hieruit volgt, dat het gemiddeld
trefpunt op 21 X 1,1—23 M. voor het doel en dit dus op 1873 M.
ü/o
T.
T.
5"/o
5
30 o/0
18
10°/o
7
35°/0
21
15°/o
9
400/o
26
20 "lo
12
45°/ö
32
250U
15
50°/o
52
of
meer
A.
F.
1 °/oo-
1 M.
Y.H.
500
0.9
23.5
46
0.9
1000
0.95
21
20
2.
1500
1.00
18
12.
3.25
2000
1.10
15.5
7.5
5.
2500
1.15
13.3
5
3000
1.25
11
4
afstand in M.
coëfficiënt.
1°/00. vermeerdering;
dracht in meters bij vermeer
dering- opzet met 1 °/ö6.
1 M. - bestreken ruimte
in meters voor 1 ]>f. hoogte.
V. H. vluchthoogte in
M. voor de granaatkartets op
•40 M. vóór het doel.
ó/o percent treffers voor het doel (boven 50ö/0).
T. ligging gemiddeld trefpunt voor het doel, in M.
Voor tusschenliggende neemt men de naastbijzijnde.
Ligt het gemiddeld trefpunt achter het doel, dan moet van
aangeeft, 4 M. worden afgetrokken, n. m. de dubbele afstand,
boog doorloopt, alvorens te springen.
het aantal meters, dat de staat
dien het projectiel in den 2den
5)
r>