De rechter alleen zal derhalve te beoordeelen hebben, indien de
reclamant zijne verschijning vóór den Krijgsraad vraagt of nog eene
ondervraging gevorderd wordt. De reclamant heeft derhalve geen
rechtte vorderen om alsnog gehoord te worden, als de rechter van
oordeel is, dat zoodanig verhoor ten eenenmale onnoodig is. Het
gevolg daarvan is o. a., dat zelfs den reclamant de gelegenheid vaak
ontbreekt om de leden van den Krijgsraad te recuseeren, daar hij in
den regel niet als beklaagde bij de behandeling zijner zaak vóór
den Krijgsraad verschijnt, terwijl daarentegen ieder beklaagde die be
voegdheid van recusatie heeft.
Een oud en heilig recht alzoo, dat aan iedere gedingvoerende partij
toekomt, namelijk om in persoon hare zaken bij den rechter voor te
dragen, wordt den reclamant ontnomen. En nu moge men de diep
gevoelde verzekering hebben en aannemen, dat een rechtgeaard rechter,
die naar waarheid en alleen naar de geheele waarheid zoekt, het
verzoek van den reclamant niet zal weigeren, indien hij aantoont,
dat het onderzoek onvolledig is of dat hij nog inlichtingen kan geven,
die van invloed kunnen zijn op de beslissing zijner zaakdoch als
beginsel van recht en billijkheid moest het recht van verdediging,
dat aan iederen beklaagde toekomt, in casu niet alweder aan de
prudentie, d. i. aan het willekeurig oordeel, des rechters overge
laten worden.
Uit al hetgeen wij boven breedvoerig hebben opgemerkt, kunnen
wij tot de conclusie komen, dat, hoewel het beginsel in artikel 39
van de Rechtspleging bij de Landmacht, door den militairen wetgever
gehuldigd, niet expressis verbis, A. i. uitdrukkelijk, in artikel 132 R. L.
is opgenomen, nogtans uit de interpretatie der wettelijke bepalingen
de kennelijke bedoeling van dien wetgever blijkbaar is, dat het
noodzakelijk is, dat de leden van den Krijgsraad, zoo niet ouder dan
toch niet minder in rang mogen zijn dan die door beklaagde of re
clamant worde bekleed; welk beginsel, boven ontvouwd, ook terecht,
wordt gehuldigd bij de samenstelling van den Raad van Onderzoek,
waar als stelsel evenzeer wordt aangenomen, dat het strijdig is met
de krijgstucht en de militaire discipline, krenkend voor de militaire
eer, dat een mindere in onderzoek treedt over de tekortkomsten
van zijn meerdere in rang en zijn superieur beoordeelt en vonnist.