199
met 7 X 1.15 8 M; het gemiddeld trefpunt ligt dus 8 M. voor
de mondingen der vijandelijke stukken.
Op dien afstand komt cene verdeeling van den opzet overeen met
14 M. verplaatsing van liet gemiddeld trefpunt; geeft men dus 1 of
l,'r verdeeling meer opzethoogte dan krijgt men het gemiddeld ti of punt
respectievelijk 6 of 13 M. achter den voorkant der stukken, wat
gevraagd werd.
Het is echter zaak om te velde zelfs de geringste becijferingen te
vermijden en do batterijcommandant moet dan het middel bezitten
om bij een bepaald aantal treffers vóór het doel onmiddelijk te kunnen
aflezen, op welken afstand het gemiddeld trefpunt daarvoor ligt.
Aan dezen eisch wordt door de boven opgenomen spreidingsschaal
niet geheel voldaan; wel geeft zij gelegenheid om door eene eenvoudige
vermenigvuldiging dien afstand te leeren kennen, doch dadelijk aflezen
is alleen mogelijk bij het vuren op 1500 M.
Yan daardat bij de batterijen in Nederland de spreidingsliniaal
in dienst is gesteld, zijnde een zeer eenvoudig toestel, dat de
gelegenheid aanbiedt om, door eene kleine verschuiving van een
beweegbaar gedeelte, voor eiken afstand bij een bepaald aantal
treffers vóór of achter het doel den afstand van het gemiddeld
trefpunt tot het doel af te lezen.
Dat toestel echter, hoe eenvoudig ook, blijft een toestel; en zoo
het eenigszins mogelijk is, moet het medevoeren daarvan dus
worden vermeden.
Het komt mij voor, dat dit doel wellicht te bereiken is
door eene eenigszins andere inrichting van de spreidings
schaal.
In de eerste plaats moeten dan daaruit de kolommen 1 /<;0, 1
M. en V.II. vervallende beide eerste daarvan vinden van zelt
eene plaats in de schootstafel voor het granaatvuur, de laatste
in die voor granaatkartetsen.
Wordt het overblijvende dan gerangschikt zoo als in den op
de volgende bladzijde voorkomenden staat is aangegeven.
Zie Nederlandsellen Instructie-Inventaris, IVe editie, Hoofdstuk V, pag. 48
pn 49,