204
met een 50 of 100 pas mindere opzethoogte dan die der eerste sectie
en openen terstond een snelvuur, wanneer van do eerste sectie een
schot achter hot doel wordt waargenomen. De eerste sectie vermin
dert dan mode hare opzethoogtc, hetgeen op nieuw geschiedt zoodra
weder schoten achter het doel worden waargenomen.
Beweegt het doel zich in colonne, dwars voorbij de batterij, dan
bepaalt de le sectie den afstand op de gewone wijze, de 2° en 3e sectie
nemen de gevonden opzethoogte over en worden gericht op een punt,
gelegen vóór het hoofd der colonne, op een afstand, die grooter wordt
naarmate het doel zich sneller beweegt. Zij openen het vuur, zoodra
het hoofd der colonne in de richting gekomen is. Oefeningen tegen
bewegende doelen, in dit jaar in Nederland gehouden, hebben echter
aangetoond, dat te dezer zake het laatste woord nog lang niet ge
sproken is; bij het vuren met granaatkartetsen komen wij hierop terug.
b. Vuren met granaatkartetsen.
Is het, bij het vuren met granaten, voorzien van schokbuizen,
hoofdzaak de betrekkelijke ligging der eerste aanslagen te kennen
bij het vuren mot granaatkartetsen komen andere en meer wisselvallige
factoren in rekening, namelijk de springhoogte en de springafstand.
Wel is waar zullen in theorie de springpunten der granaatkartetsen
zich in lengte, breedte en hoogte om hun gemiddelde groepeeren op
overeenkomstige wijze als de eerste aanslagen der granaten om het
gemiddeld trefpuntmaar in de practijk dient men rekening te houden
met het zelfs bij zeer zorgvuldige confectie niet te vermijden verschil
in brandtijd der buizen. Bestaat dit verschil reeds eenigermate bij
den brandtijd in rust, bij dien in beweging is het veel sterker merk
baar, daar op dien brandtijd door allerlei invloeden van snelheid,
wind en dampkring wordt geinfluenceerd. Daarbij komt, dat het
waarnemen der springpunten van granaatkartetsen van uit de vurende
batterij uiterst moeilijk is, daar het alleen bij een zeer laag spring-
punt, als wanneer men het rookwolkje al of niet voor het doel ziet
optrekken, mogelijk is met zekerheid te zeggen of het projectiel
vóór het doel is gesprongen.
Deze omstandigheden zijn oorzaak, dat voor het inschieten slechts