217
pas zou geschieden, wanneer de in het commando aangegeven afstand min
der dan 1500 passen bedroeg en in andere gevallen met 200 passen.
Ieder stukscommandant wist dus dadelijk, met welke opzethoogtc
zijn stuk kon worden gericht.
Gedurende het laden commandeerde de batterij commandant over
eenkomstig het reglement: Stukken-vuurrechter linkerstuk.
Zoodra nu een te ver gaand schot werd waargenomen, gaf de bat
terijcommandant aan den sectiecommandant van den aan de beurt
zijnden vuurmond last, te halveeren en gaf voor één of twee volgende
schoten zelf de opzethoogte, naar aanleiding van de waargenomen
uitkomsten, aan den sectiecommandant op. Was daarop de afstand
tot op 50 passen nauwkeurig bepaald dan werd gecommandeerd
Op passenLaadt
en daarna overeenkomstig het reglement de wijze van vuren aangegeven.
Moest na het inschieten granaatkartetsvuur worden afgegeven en
wilde men daarmede terstond tot het serieschieten overgaan dan
werd gecommandeerd
Met granaatkartets op passenLaadt
en eveneens de wijze van vuren vermeld, die dan gewoonlijk sectie-
vuur of vermeld sectievuur was.
Wilde men echter vóór het serieschieten de tempeering voor den
gevonden afstand controleeren en zoo noodig nader regelen dan werd
gecommandeerd
Met granaatkartets op passen. Rechter linkersectie Laadt
en vervolgens naar gelang van de waarneming der schoten, waar-
schuwenderwijze
Middelsectie op passen. Linker rechtersectie op passenenz.
Deze commando's, waarop wel bij alle sectiën munitie werd geno
men, doch slechts bij de genoemde getempeerd en geladen, werden
ook gebezigd, wanneer het inschieten, zonder voorafgaand granaatvuur,
rechtstreeks met granaatkartetsen moest plaats hebben. In beide
gevallen werd, nadat opzethoogte en tempeering zoo goed moge
lijk geregeld waren, de wijze van vuren voor de geheele batterij
aangegeven.
Bij het ophouden van het vuur of bij het overgaan tot het vuren
met een ander projectiel verdient het aanbeveling, de reeds geladen