- 227 een betrekkelijk licbte taak zijn, en zal ook het tegenwoordig ontwerp, dat zoodanig is ingericht, dat het zich gemakkelijk aansluit aan elk straf stelsel als voorbereiding eener nieuwe codificatie van het algemeene deel van het militair strafrecht, altijd toch meer dan eene voorbijgaande waarde hebben. Inmiddels behoort echter pp de beslissing omtrent het gemeene strafrecht niet te worden vooruitgeloopen. Het ontwerp, zoo als het nu wordt aangeboden, heeft mitsdien alleen het karakter van eene partieele wijziging, aansluitende aan liet thans bestaande gemeene strafrecht. 5. De bepalingen van het ontwerp behooren tot vier verschillende categoriën I. In de eerste plaats bepalingen (artt. 13) betreffende de toepassing van het gemeene strafrecht door den militairen rechter en strekkende tot vervanging van de artt. 1925 Crimineel Wetboek. Daarbij is als beginsel aangenomen, dat buiten bewezen noodzakelijkheid geene afwijking van het gemeene recht behoort plaats te hebben. Het Crimineel Wetboek bevat verschillende «zoodanige afwijkingen, waarvan, twee slechts zijn behouden, de bevoegdheid van den militairen rechter om ook bij veroordeeling ter zake van commune misdrijven op wettelijke wijze de betrekking op te heffen, welke door de dienstverplichting tussehen den Staat en den militair bestaat, en eene bepaling betreffende de geldboete. II. In de tweede plaats bevat het ontwerp eene opgave en omschrij ving der militaire straffen, welke in de plaats der thans bestaande zullen treden, (artt. 414) De dringende noodzakelijkheid eener herziening van het strafstelsel van het Crimineel Wetboek is sinds lang algemeen erkend en door de practijk voldingend bewezen. Dat strafstelsel is zoo verouderd en onhoudbaar, dat de practijk genoodzaakt is geweest, het buiten medewerking van den wetgever in de toepassing geheel te wijzigen. De kruiwagenstraf bestaat nog slechts in naammaar is sinds lang vervangen door eene andere straf, die, van de bij de wet omschreven straf geheel verschillend, van de correctioneele gevangenisstraf zich alleen onderscheidt door de steeds voorafgaande vervallenverklaring 'en eene zinledige formaliteit op de pa rade. Bovendien bestaat over die straf de bekende twijfel of zij al dan niet als eene onteerende straf is te beschouwen, een twijfel die nog voort durend nu eens in den eenen, dan weder in den anderen zin wordt opge lost, en eene zeer betreurenswaardige onzekerheid over de burgerlijke en staatsburgerlijke positie van tallooze personen laat zweven. De straf der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 238