339 -
Koninklijk besluit van 22 Maart d. a. v., N° 1 tijdelijk in dienst gesteld
bij het Nederlandsche leger om bij den Generalen staf daarvan te worden
geplaatst, met bepaling dat hij zijne diensten zoude verrichten bij den
Luitenant-Generaal De Koek, die bij dat zelfde besluit was benoemd tot
opperbevelhebber der troepen in de provincie Zeeland. Naar aanleiding
van eene dagorder van 29 Maart van dat jaar van Z. K. H. Prins
Frederik der Nederlandenopperbevelhebber van het Nederlandsche leger
te velde, werd Majoor De Stuers bij algemeene order N° 1 van 1. April
d. a. v. benoemd en aangesteld tot chef van den staf bij de troepenmacht
in Zeeland.
Na reeds bij Koninklijk besluit van 22 November 1828, wegens zijn
gehouden gedrag tijdens den oorlog op Javaeervol te zijn vermeld, ver
wierf De Stüers bij Koninklijk besluit van 10 Maart 1831, N° 74 het
ridderkruis der 3e klasse van de Militaire Willemsorde voor zijne volgende
diensten bij dien oorlog en ter belooning van buitengewone diensten bij
Koninklijk besluit van 5 Juli d. a. v., N° 62 het ridderkruis der orde van
den Nederlandschen Leeuw, nadat hij bij Koninklijk besluit van 27 Juni
t. v., N° 54 was versierd met de achtkantige bronzen medaille voor den
oorlog op Java. Wegens zijne verrichtingen gedurende den Tiendaagschen
veldtocht werd hij bij Koninklijk besluit dd. 2 November 1831, N° 4
eervol vermeld, nadat hem bij Koninklijk besluit van 12 September t. v.
N° 70 het tot aandenken van dien tocht ingestelde Metalen kruis was
uitgereikt.
Den 24en Juli 1833 werd De Stuers bij Koninklijk besluit van dien
datum N° 1 bevorderd tot Luitenant-Kolonel en geplaatst a la suite van
het Algemeen depót, met bepaling, dat zijne ancienneteit van Luitenant-
Kolonel zoude rekenen van 17 Juli t. v. In dezen rang bleef hij chef
van den staf bij de troepenmacht in Zeeland tot 30 November 1835, toen
hij op zijn verzoek eervol uit die betrekking werd ontslagen. Het
volgende jaar ging hij met het schip Blioon en Pendrecht naar Indië
terug, waarmede hij den 30en Juli 1836 te Batavia aankwam. Vóór zijn
vertrek herwaarts was hem hij dispositie dd. 15 October 1835, N° 5402
van den Kanselier der Nederlandsche orden uitgereikt de zilveren gedenk
penning, ingesteld bij Koninklijk besluit van 29 Augustus 1833, N° 2,
verstrekt aan de voormalige vrijwilligers bij de in 1815 te Arnhem op
gerichte compagnie Jagers te paard N° 6.
Na zijne terugkomst in Indië. werd hij bij Gouvernements-besluit dd.
22 Augustus 1836, N° 1 ter dispositie gesteld van het Militair Departement,
in afwachting dat nader over hem zoude worden beschikt, onder genot