macht, welke onder de onmiddelijke bevelen van den corps-, tevens gewestelijk-militairen commandant staat, minstens twee compagniën één Europeesche en één Inlandsche moeten bedragen. De verder tot een garnizoensbataljon behoorende macht moet almede in compagniën worden verdeeld, waarbij eveneens de indeeling in drie sectiën doelmatig zal zijn, omdat voor de posten dan sectiën kunnen wor den aangewezen. Zal de oefening van den troep iets beteekenen en zullen de man schappen, waaruit een detachement (sectie) bestaat, nog voldoende bruikbaar blijven om ten allen tijde weder als afgerichte soldaten in grootere troependoelen te worden opgenomen en zal het detachement als gewapende macht, zoo noodig, iets te beteekenen hebben, dan mag geen detachement kleiner zijn dan zulk eene sectie d. i. 50 man en moet het steeds gecommandeerd worden door een officier. Meer belangrijke posten kunnen dan bestaan uit twee sectiën of eene geheele compagnie. Bij de oplossing in drie sectiën vervalt van zelf de compagnies commandant, omdat hij als tusschenpersoon niet noodig is en de detachementen zich rechtstreeks tot den corpscommandant kunnen verhouden. De compagniën van de garnizoensbataljons, welke niet op de standplaatsen van de commandanten zijn gelegerd en die, welke voor de bezetting van posten moeten worden opgelost, behooren echter eene andere formatie te hebben. In de eerste plaats uit een zuiver militair oogpunt. Het is bekend, dat het Inlandsche element in het leger op zich zelf ongenoegzaam is om in alle opzichten bruikbaar te zijn. Af gescheiden nog van politieke redenen, moet door toevoeging van Europeanen aan de Inlanders een geheel worden gevormd, waarvan het eene gedeelte het andere aanvult om vereenigd tot alle militaire doeleinden te kunnen worden aangewend, voor zoover dit van garnizoens- trocpen kan worden geverderd. In de tweede plaats moet op oeconomische gronden eene compagnie als hier bedoeld anders zijn samengesteld. Er zijn altijd een betrekkelijk groot aantal militairen bij het leger, tijdelijk ongeschikt voor de velddienst. Wat de Infanterie aangaat,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 258