340
3 luitenants,
1 sergeant-majoor,
1 fourier of 2 fouriers [bij 3 detachementen],
6 Europeesche sergeanten,
6 Europeesdie korporaals,
6 Inlctndsche korporaals,
1 Inlandsche tamboer,
2 Inlandsche hoorenblazers,
30 Europeesche fuseliers en
97 of 96 Inlandsche fuseliers;
samen 4 of 3 officieren en 150 minderen.
Onder de Inlandsche fuseliers moet zijn een élcve tamboer-hoorn
blazer.
Bij zulk eene formatie der compagniën zullen de garnizoenstroepen
in alle opzichten overeenkomst hebben met eene geregelde macht
en eenigszins in rekening kunnen worden gebracht bij de beoordeeling
van de bezettingen onzer buitenbezittingen. Gaat men thans de
bezettingen van die bezittingen na, dan is het onmogelijk, zich een
denkbeeld te vormen van de beginselen, welke hebben gegolden bij
de bepaling harer sterkte. Er is toch niet de minste zweem van
een stelsel in te ontdekken: noch in de sterkte, noch in de verhou
ding van het kader tot de minderen. Bij gelijke sterkte vindt
men de onregelmatigste indeeling van Europeesch en Inlandsch
kader. Bij het eene detachement is een sergeant-majoor en fourier,
bij het andere alleen een fourier, terwijl weder elders geen adminis
tratief kader aanwezig is. Bij eenige detachementen zijn Europeesche
fuseliers, waarvan het aantal soms tot 3 a 5 daalt of onregelmatig
groot is, bij andere ontbreken dergelijke militairen. Het is van overwe
gend belang, dat orde gebracht worde in dezen chaos en mocht dan al
op enkele posten meer bezetting komen dan voor de plaatselijke dienst
alléén noodig is, het geheel zal gaan gelijken op eene geregelde macht en
niet op benden, waarvan er vele beschouwd kunnen worden als verloren
detachementen, omdat van oefening geene sprake kan zijn. Een van bei
den, het bezetten van een post is noodig of niet. In het eerste geval
moet de post bemand zijn met een zoodanig aantal militairen, dat de bezet
ting als gewapende macht iets beteekent en door voortgezette oefening,