344
2 te Willem I,
1 te Soeraharta
1 te Djokjakarta
J~ te Gedong Kebo,
te Salatiga;
3 in de 3° militaire afdeeling, als:
2 te Soerabaja
1 te Malang.
Omtrent deze indeeling is veel op te merkendoch wij moeten ons
bepalen met haar alleen aan te geven, omdat de redenen daartoe ons
te ver zouden voeren en zij op de formatie der Infanterie geen wezen
lijken invloed uitoefent. Het komt er voor ons doel alléén op aan,
dat men het aantal veldbataljons als juist aanneemt en, zooals wij
later zullen zien, is dit aantal niet te vermeerderen, indien de door
ons vroeger aangegeven cijfers zijn bevonden op deugdelijke gronden
te berusten.
Met het oog op de waarde als soldaat te velde van de Europeanen
de Amboineezen en de Inlandersmoeten deze landaarden in behoorlijke
verhouding bij de veldbataljons zijn ingedeeld. "Wij zeiden het reeds,
dat alleen door toevoeging van Europeanen aan het Inlandsche element
kracht kan worden gegeven en het op zich zelf niet in voldoende
mate de eigenschappen bezit om er steeds te velde op te kunnen
vertrouwen. Dat alle Amboineezen van de Infanterie bij de veldba
taljons moeten zijn samengetrokken, behoeft geen betoogdoch het is
onzes inziens om verschillende redenen niet aan te bevelen om ook
uitsluitend Amboineezen en Inlanders bij een of meer veldbataljons
samen te voegen. Boter komt het voor, eerstgenoemden te verbinden
met Europeanen en, voor zooveel het aantal toelaat, veldbataljons
samen te stellen uit Europeanen en Amboineezeneven als thans plaats
vindt.
De doelmatigste indeeling zou wel zijn om aan elk veldbataljon
twee Europeesche compagnién te geven, opdat bij noodzakelijk gewor
den splitsing in halve bataljons, zoowel in garnizoen als te velde,
eene voldoende sterkteverhouding tusschen de landaarden blijve bestaan.
Bij zulk eene indeeling zouden dan echter do veldbataljons alléén-
met inbegrip van het Europeesche kader bij de staven en bij de niet-