348 Het eerste bij elk bataljon aangegeven garnizoen achten wij de standplaats te moeten zijn van den staf van het corps, waar dus ook de corpscommandant is gevestigd. In de gewesten, door de garnizoenstroepen bezet, waar geene veld- bataljons zijn gelegerd, is op de standplaatsen van de corpscomman- danton om vroeger aangegeven redenen gerekend op één Europeesclie en één Inlandsche compagnie; ook voor Tjilatjap is, met het oog op het gewicht van de plaats, die indeeling aangenomen. De overige garnizoenen worden door gemengde compagniën bezet. De compag- nien, welke twee garnizoenen bezetten, hebben twee sectiën, waarbij de commandant in het eerst aangegeven garnizoen. Bij de formatie van het 3° garnizoensbataljon is aangenomen, dat de Barisan van Madoerawelke van zeer twijfelachtig nut zijn, worden opgeheven. Het 5e en lle garnizoensbataljon zullen, uithoofde van het gewicht der door die corpsen te bezetten gewesten en het aantal compagniën, in twee halve bataljons moeten worden gesplitst, met de staven van de linker gedeelten respectievelijk te Laliat en te Amoenthai, alwaar even eens een Europeesclie en een Inlandsche compagnie bijeen zijn gevoegd. Bij het 6° garnizoensbataljon is eene compagnie uitgetrokken ter be zetting van de noordoostelijke grens van de Onderhoorigheden van Atjeh. Uithoofde van den voorloopigen toestand in Atjeh zijn voor de 6 compagniën van het 8° garnizoensbataljon de standplaatsen niet bepaald. Zoolang er 7 posten op Banha noodig blijven, moet van de In landsche compagnie te Muntok een sectie te Djehoes worden gede tacheerd, opdat het compagniesverband ook in het 9e garnizoensba taljon niet verbroken wordt. Wij hebben alzoo voor de garnizoenstroepen te zamen 66 com pagniën, namelijk 10 Europeesclie10 Inlandsche en 46 gemengde, van welke laatsten er 8 in drie detachementen zijn opgelost. Bij de veldbataljons moet de staf bestaan uit: den corpscommandant den luitenant-adjudant, twee adjudanten-onderofficier, den staffourier, den stafhoornblazer,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 269