16 het beginselreclit voor allen en eene gelijke toepassing der bepalingen, dat vooral in een leger in de uiterste mate moet worden in het oog gehouden, een bedenkelijk verschijnsel, wanneer het Legerbestuur, bij het in het leven roepen van een stelsel, door hen, op wie het moet worden toegepast, machteloos wordt gemaakt om bij de toepassing er van, het beginsel te handhaven. Wat baat dan zoodanig stelsel, dat, ter wijl het aan den eenen kant het leger heet te zuiveren van voor den hoofdofficiersrang ongeschikte elementen, aan den anderen kant die zelfde elementen toch tot dien rang laat opklimmen? Is dat een gezonde toestand? Eene zoodanige beproeving werd tot dusverre niet noodig geacht voor de kapiteins der Artillerie, Genie, Cavalerie en Militaire Admi nistratie. Terecht; die officieren hebben één chefden inspecteur- van het wapen of de dienst. Aan het oordeel van dien chef omtrent de geschiktheid hunner kapiteins wordt méér waarde ge hecht dan aan dat van den veelhoofdigen chef der Infanterie om trent zijne ondergeschikte officieren. De chefs der andere wapens kunnen zich natuurlijk ook vergissen, maar het gebeurt niet zoo vaak als met den veelhoofdigen chef der Infanterie. De eersten kennen hun volkje beter en hunne kleinere familie zoo veel juister over zien; de veelhoofdige chef der Infanterie kent zijne kudde niet: wat de eene afdeelingscommandant goed noemt, wordt vaak door den anderen slecht geheeten; en nu moet de administratieve chefthans een officier, die niet tot het wapen behoort, noch ooit daarbij gediend heeft uit die begripsverwarring een klaar advies maken voor den Legercommandant, die ook niet tot het wapen behoort of daarin vroeger gediend heeft. Wat zegt men van zoodanigen onmogelijken of liever onhoudbaren toestand? Zou men nu nog willen beweren, dat het eene soort van parti pris is geweest om alleen het wapen der Infanterie met dat stelsel van beproeving te begiftigen? Mag niet worden aangenomen, dat wanneer de chef van het wapen dei- Artillerie of der Genie b. v. van een kapitein van het wapen zegt, dat hij voor den majoorsrang geschikt is, dat oordeel méér waar borgen van juistheid en rechtvaardigheid oplevert, dan wanneer onder de tegenwoordige omstandigheden van een kapitein der In fanterie verklaard wordt, dat hem de majoorsrang mag worden ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 27