DE EISCHEN VOOR HET KADER DER INFANTERIE.
Zeer dikwijls en niet ten onrechte worden in het leger klachten
geuit over de mindere deugdelijkheid van het kader, dat zijne dienst
niet naar beh'ooren waarneemt en theoretisch en practisch niet voor zijne
gewichtige taak berekend schijnt. Zeker is het, dat deze klachten niet
uit de lucht gegrepen zijn en dat er door het kader, dat veelal niet
genoegzaam doordrongen is van militaire beginselen en waaronder
vele niet-militairen schuilen, over het algemeen slecht gediend wordt.
Behalve dat dit natuurlijk uiterst nadeelig op de dienst werkt, spruit
daaruit tevens een gebrek van vertrouwen in het kader voort, waarvan
maar al te dikwijls het treurige en zoo geheel verkeerde gevolg is,
dat men de luitenants het werk van den sergeant of adjudant-on
derofficier, ja soms dat van korporaal laat verrichten en bij allerlei
corveëen commandeert alsof dat zoo behoorde! In de meeste gar
nizoenen is in navolging van hetgeen in Atjeh gebeurde, waar het
surveilleeren door officieren bij de meestal onder eene dekking geschieden
de corveëen reden genoeg had, de laakbare gewoonte ingeslopen om
aan allerlei niets beduidende diensten, meestal ter competentie
van het kader, speciaal van den adjudant-onderofficier, Inwendige
dienst, art. 94, een officier te voegen. Zouden de daartoe misbruikte
officieren dien zoodoende verloren tijd niet nuttiger kunnen besteden
Het behoeft wel geen betoog, dat zulk een systeem om het kwaad
tegen te gaan, langzamerhand aanleiding moet geven tot volslagen
onbruikbaarheid van het kader, dat op die wijze zijne handen niet
meer uit de mouw leert stekeneen toestand, die toch moeilijk kan
blijven bestaan, daar flinkheid en zelfstandig handelen bij het kader
zulke gewenschte en hoog noodige eigenschappen zijn.
Laat de practische kennis van het kader veel te wenschen over,
ook met de theoretische is het dikwerf droevig gesteld.
De begrippen omtrent krijgstucht zijn meestal vrij slecht en over-