384
het vuur te openen op grooteren afstand dan dien van 500 a 600 M. In
gedachte hooren wij reeds vele stemmen ons toeroepen, dat ook die
afstand nog te ruim genomen is en dat het veel beter zoude zijn, als regel
te stellen om den Inlandschen vijand tot op 2 a 300 M. te laten naderen,
ten einde hem dan op eens de volle laag te geven.
Zij, die er aldus over denken, geven zich naar onze meening geene
genoegzame rekenschap van het waardekapitaal, dat ieder Europeesch
soldaat in de gelederen van het Indisch leger vertegenwoordigt en
van de zorgen, welke zijne aanneming vereischt. Bovendien kan de
Infanterie met veel goeden wil en wat hetere voorschriften dan die
zij thans bezit, inhet schieten naar kopfiguur- en sectieschijven
derwijze geoefend worden, dat het aantal treffers op de door ons
genoemde afstanden van 500 tot 600 M. reeds zoo veelbeteekenend
zijn, dat de Inlandsche vijand na een 5 tal salvo's te hebben door
staan, bezwaarlijk anders dan „keert' zal maken.
Wanneer wij nu van een troep vijanden, stel een 1000 tal op 500
M., er een 25 tal in het zand laten bijten, zonder dat zij ons ook
slechts één gewonde hebben veroorzaakt, zoude zulks dan niet in de
meeste gevallen verkieslijk zijn boven een ander geval, om henb. v.
tot op 300 M. te laten naderen met het dubbel verlies aan hunne
zijde, maar ook ten koste van eenige gewonden aan onzen kant?
Om deze onze bewering eenige kracht bij te zetten, hoe ver de
Infanterie het in het schieten naar de schijf brengen kan, diene de
mededeeling, dat op den 18 October j. 1. in onze tegenwoordigheid
elf miliciens, die op den 15 Mei te voren in dienst getreden waren,
van de 55 schoten 50 treffers bekwamen op 400 M. afstand in 1
sectieschijf, die 10 M. breed en 1.7 M. hoog was. De billijkheid
eischt echter, te gelijker tijd daarbij aan te teekenen, dat de op dien
dag verkregen resultaten werkelijk buitengemeen hoog waren, veel
hooger dan zulks bij vorige keeren het geval was. Yoorts verme
ten wij ons, ook naar onze eigene ervaring in Atjeh opgedaan, met
Wij verliezen hierbij niet uit liet oog, hoe (1e Indische soldaat te velde met veel
vermoeienis te kampen heeft en elke verlichting in kleeding en wapening hem ten goede
komt. Daarmede in verhand mag men den aan hem mede te geven voorraad patronen
niet al te groot nemen.