19
hun oordeel, niet volgens dat van den Legercommandant, zelfs niet
van den commandant der militaire afdeeling! Wij hebben dit gezien
uit de vragen, die door verschillende Majoors aan die kapiteins zijn
gedaan op allerlei gebied.
Mocht er nu in eene aangelegenheid van zóó veel gewicht als de
hier bedoelde, waarbij zóó vele teedere belangen in het spel zijn,
waarbij de toekomst van ieder kapitein door de uitspraak van een
persoon, zijn bataljonscommandant, op het spel kon gebracht worden,
van zóó veel zelfstandigheid sprake zijn, als door het Departement
van Oorlog onbetwistbaar is verleend aan de Majoors van het 10e en
9° bataljon Infanterie? Wij aarzelen niet eu velen met ons op
die vraag een ontkennend antwoord te geven. "Voorwaar, die zelf
standigheid is, zonder dat de eischen zelfs eenigszins waren gefor
muleerd, zonder dat die Majoors zeiven wisten, wat eigenlijk een
Majoor der Infanterie kennen moetexorbitant j maar ze wijst tevens
op het niet te loochenen feit, dat er in het stelsel van beproeving
bij die vier Majoors geene eenheid heeft bestaan, dat ieder zijne
eigene opvatting, zijn eigen systeem had. Werd daardoor het beginsel
van gelijke behandeling dier kapiteins bevorderd, een beginsel, dat
zoo noodig was? Wij ontkennen het.
Om een en ander te verduidelijken, zouden we hier eenige vragen en
eenige bemerkingen op de dienst dier kapiteins kunnen mededeelen,
door een paar Majoors van het 10e en 9e bataljon Infanterie gedaan.
Wij hebben, door dat deze aangelegenheid op publiek terrein is
overgebracht en de belanghebbenden, die ons die vragen en bemer
kingen hebben medegedeeld, zoo als ze die in officieele stukken onder
de aandacht der hoogere machten gebracht hebben, niet verplicht
kunnen worden, hunne grieven geheim te houden, het treurige recht
verkregen, door voorbeelden op te helderen, wat gevraagd en gedaan
werd bij de beproeving dier kapiteins. Maar wij willen van dat recht
geen gebruik maken. Wij hebben het voorrecht, die vier hoofd
officieren te kennen en we kennen ze als goede officieren, flinke
chefs en, voor zooverre wij weten, als eerlijke mannen. En wanneer
een hunner in zijne opvatting der taak, aan de beproeving dier ka
piteins verbonden, gefaald heeft, dan heeft hij het ter goeder trouw
gedaan.