Uit een militair oogpunt is het niet raadzaam, een tot soldaat ge-
degradeerden sergeant of sergeant-majoor, met overspringing der tusschen-
liggende graden, in zijn vorigen graad te herstellen.
Art. 14. De straf van plaatsing in eene klasse van discipline is thans
alleen als disciplinaire straf bekend. Bij het wegvallen van de straf der
slagen en cocardestraf is het echter wensehelijk, de in de plaats tredende
detentie in bijzondere gevallen te verscherpen met eene bijkomende straf.
Die bijzondere gevallen belmoren echter in de wet te worden opgegeven
en bepalen zich tot feiten, die een vermoeden van noodzakelijkheid eener
gestrengere discipline opleveren, te weten de misdrijven tegen de dienst
of de subordinatie, in den vijfden titel van het Crimineel Wetboek behandeld,
en herhaalde desertie.
De rechter behoudt echter de bevoegdheid, die bijkomende straf alleen
op te leggen als de onderwerping aan de gestrengere krijgstucht blijkt
noodig te zijn. Haar verplichtend te makenook waar zij door de om
standigheden niet wordt gerechtvaardigd, ware verkeerd. Tevens is de
bepaling zoo gesteld, dat de degradatie kan worden uitgesproken, zoowel
in geval van misdrijven, waartegen de wet detentie bedreigt, als in geval
van misdrijven, waartegen de wet eene zwaardere straf bedreigt, maar de
rechter met toepassing van verzachtende omstandigheden slechts de straf
van detentie oplegt.
Art. 15. Hoewel eene dienstverlenging als straf, zoo als thans het geval
is met veroordeelden tot de cocardestraf, niet verdient gehandhaafd te
worden, is het niet meer dan rationeel, dat de tijd wegens misdrijf in
hechtenis doorgebracht, en dus buiten dienst, niet als diensttijd worde
medegerekend. Bij de aanneming van vrijwilligers wordt dan ook in
de engagementsacten uitdrukkelijk bepaald, dat die tijd niet als diensttijd
zal worden medegerekend. Eene gelijksoortige bepaling vindt men ten
opzichte van de miliciens in de wet van 19 Augustus 1861 Staatsblad
N°. 72) opgenomen, hoewel beperkt tot het geval van het ondergaan van
gevangenisstraf gedurende zes maanden of langer. Evenzeer bevatten de
engagementsacten gelijke bepaling ten opzichte van den tijdin de klasse
van discipline doorgebracht. Hoewel die tijd niet buiten dienst wordt
doorgebracht, zijn de in die klassen geplaatsten toch aan de gewone dienst
bij de corpsen onttrokken, trekt de Staat van hunne dienst geen voordeel.
Ook als verscherping der straf verdient het trouwens aanbeveling. Het
is echter wensehelijk, de zaak bij de strafwet zelve te regelen, als een
gevolg der straf en niet als eene voorwaarde der verbintenis, terwijl
geene reden bestaat om ten opzichte der miliciens bij overeenstemming