394
van gronden eene afwijkende bepaling aan te nemen.
Door dit artikel zal nu art. 146, tweede alinea, der militiewet stilzwijgend
vervallen.
Art. 1617. Deze artikelen strekken, zoo als reeds is opgemerkt, om
zooveel doenlijk de leemte, door art. 5 Code Pénal ontstaan en door de
militaire wetgeving niet aangevuld, alsnog aan te vullen. Alleen bet
eerste artikel vereischt eenige nadere toelichting. Ook daarbij is het be
ginsel gevolgd, thans in het gemeene recht lieerschende, dat poging tot
misdrijf altijd strafbaar is, wanneer tegen het feit eene onteerende straf
is bedreigd, in de andere gevallen slechtswaar de wet zulks uitdrukkelijk
ten opzichte van een speciaal misdrijf bepaalt. De eenige onteerende
straffen, tegen militaire misdrijven bepaald, zullen voortaan zijn de dood
straf, die in de plaats van den strop treedt, en de tuchthuisstraf van
525 jaren, ingevolge art. 7 der wet van 17 September 1870 Staatsblad
N°. 162) in de bij die wet aangeduide gevallende doodstraf met den strop
vervangende. De straf, in beide gevallen op de poging gesteld, is, in
navolging van art. 6 der zelfde wet, eene tuchthuisstraf van 520 jaren.
Verdere uitbreiding aan de strafbaarheid der poging te geven, is bij eene
partieele herziening niet wel mogelijk.
Art. 19 strekt tot invoering van het nieuwe stelsel in de bestaande
strafbepalingen. De thans bestaande verhouding tusschen die strafbe
palingen is zooveel mogelijk bewaard. Wel laat die verhouding te wen-
schen over, maar het ware niet mogelijk, daarin verbetering te brengen,
zonder al de strafbepalingen te herzien. Men heeft alzoo in de plaats
der afgeschafte straffen eenvoudig de nieuwe gesteld, die geacht kunnen
worden aan de afgeschafte het meest nabij te komenvoor het meerendeel
was de vervangende straf van zelve aangewezen; alleen voor de cassatie
en het wegjagen als een eerloozen schelm is eenige toelichting wellicht
niet overbodig.
Hoewel de cassatie in het Crimineel Wetboek, blijkens de omschrijving,
zich schijnt te bepalen tot eene verwijdering uit de dienst met meer
of min onteerende gevolgen, is zij in werkelijkheid veel zwaarder, omdat
art. 33, tweede lid, aan den rechter de bevoegdheid geeft, daarbij hetzij ge
vangenisstraf, hetzij hannissement te voegen. Hoewel het Crimineel Wet
boek verre van consequent is, kan men toch aannemen, dat de cassatie
daarin op ééne lijn is gesteld met de kruiwagenstraf. Deze laatste straf
was oorspronkelijk waarschijnlijk alleen bestemd als eene straf voor onder
officieren en mindere militairen, gelijk staande met de cassatie als straf
voor officieren.