398
laire strafrechtspleging zal vertragen, achtte zij de aanneming van deze
ontwerpen geraden, omdat, naar hare meening, de afschaffing der lijfstraffen
urgent is. Die afschaffing oordeelde men het zwaartepunt der voordracht,
en men meende, dat 1 der Memorie van Toelichting op dit ontwerp te
recht het steunpunt, waaruit de noodzakelijkheid der herziening werd
aangedrongen, zoekt in de nagenoeg eenstemmige erkenning onder des
kundigen, dat „eene afdoende en duurzame verbetering van lietpeisoneel
der zeemacht niet te verwachten is", zoolang de lijfstraffen blijven bestaan.
Maar juist nu, omdat de warme goedkeuring, die deze ontwerpen van vele
leden uit dit oogpunt ondervonden, zich in hoofdzaak op de gebleken
urgentie van het afschaffen der lijfstraffen grondde, meenden de hier
bedoelde leden, tegenover de ondervonden tegenspraak, aan de Regeering
in overweging te moeten geven om bij haar antwoord in eene nadere mede-
deeling te treden van hetgeen de ondervinding ten deze in Nederland
heeft geleerd, en wel inzonderheid van hetgeen uit de rapporten, in de
laatste jaren ingediend, dienaangaande is gebleken. Wellicht hebben de
opstellers der Memoriën van Toelichting te veel gerekend op de algemeene
instemming, die hun voorzeker niet zou ontbreken, indien de feitelijke
toestand aan allen even goed als aan hen was bekend.
Voor het overige bracht genoemde meerderheid hulde aan de duidelijke
en overtuigende wijze, waarop de noodzakeljjkheid en mogelijkheid van de
afschaffing in de Memorie van Toelichting is betoogd; men meende zich
dan ook in hoofdzaak tot de gronden dier Memorie te kunnen refereeren,
maar voerde tot verdediging der afschaffing nog het volgende aan.
De lijfstraffen bij leger en marine waren veroordeeld van het oogenblik
af, dat zjj uit de burgerlijke strafwetgeving en uit de disciplinaire maatrege
len voor de handhaving van tucht in de gevangenissen verdwenen waren.
Straffen, die een redelijk wezen verlagen, door hem in handen van zijn
medemensch over te leveren om door dezen behandeld te worden als een
beest, zijn te eerder in beginsel onhoudbaar, nu zelfs mot aandrang ge
vorderd wordt, dat de strafwetgever tegen dierenmishandeling optrede en
daaraan door plaatselijke verordeningen reeds ten deele voldaan wordt.
Het is niet waarschijnlijk, dat dergelijke straffen op den duur het ge-
wenschte effect zullen hebben, omdat de toepassing verharden moet. Het
is zeker niet to ontkennendat de uitvoering in sommige gevallen ge
makkelijker kan zijn dan die van de vervangende straffen; maar ligt daarin
eene reden 0111 van de afschaffing af te zien, als de tucht ook zonder
lijfstraffen kan gehandhaafd worden? Dat dit het geval is, heeft de onder
vinding ten aanzien van ons leger geleerd, Is bij onze marine de proef