21 moetende doen, druipen, niettegenstaande liij in 't bezit van dat certificaat blijft! Maar wat bewijst dat druipen? Is de kapitein bruikbaar of niet bruikbaar in zijne betrekking, dat behoort de vraag te zijn op rijperen leeftijd, wanneer geene quaestie meer mag en kan zijn van schoolsche wetenschap of kennis. De school heeft slechts voorbereidde practijk moet voltooien. Om iemands bruikbaarheid voor de practijk te beproeven, gaat men niet na zoo als gebeurd is of hij nog in 't bezit is der schoolsche kennis van negentien of twintig jaren herwaarts. Men had slechts mogen onderzoeken of hij voor zijne toekomstige beroepsbezigheden geschikt was en wat hij als officier geleerd had. Zóó vat men het in de maatschappij en trouwens ook in alle takken van civiele dienst op, behalve in het legerwaarin zich het onderzoek naar iemands geschiktheid altijd heeft onderscheiden door iets primi tiefs, iets kinderachtigs. In de staatsdienst heeft men nooit één assistent-resident, die resident wilde worden, onderzocht of hij wel een dragelijk figuur zoude maken in de kennis der vakken, waarin hij, twintig jaren geleden, examen heeft gedaan om eene benoeming- als ambtenaar bij de burgerlijke dienst deelachtig te worden. Rech terlijke ambtenaren, ingenieurs, artsen, allen werden nooit meer onderzocht of ze nog op de hoogte waren der examenkennishunne geschiktheid werd beoordeeld naar hunne diensten. Indien men bij de civiele ambtenaren het zelfde stelsel van beproeving wilde toepassen als thans bij het leger geldende is, zou meer dan één hooggeplaatst ambtenaar druipen; want de vragen, die, buiten liet gebied der mili taire vakken, aan sommige kapiteins gedaan zijn, hadden betrekking- op vakken, die op alle examenprogramma's voorkomen en dus in den jongenstijd door een Raad van Indië, een financieele specialiteit of een secretariegrootheid even goed bestudeerd werden als door een officier. En zou men dan willen beweren, dat een van die heeren door dat druipen voor zijne betrekking minder bruikbaar was Dan zou het er in de maatschappij en de staatsdienst treurig moeten uit zien! Het wordt tijd, dat men in het leger de versleten en dwaze denk beelden omtrent kennis en de kinderachtige beoordeeling der mate daar- vau aflegt. Maar het zal nog lang duren, eer het leger omtrent de bruik baarheid van den officier, ook met betrekking tot de behoeften van den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 32